ECLI:NL:CRVB:2022:438

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
4 maart 2022
Publicatiedatum
4 maart 2022
Zaaknummer
21/2244 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering ouderdomspensioen op basis van niet opgebouwde verzekerde tijdvakken in Nederland

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 februari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam. Appellante, geboren in 1953 en tweede echtgenote van een man die verzekerd was voor de volksverzekeringen, heeft een ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) aangevraagd na het beëindigen van haar nabestaandenuitkering. De Sociale verzekeringsbank (Svb) heeft deze aanvraag geweigerd, omdat appellante geen verzekerde tijdvakken in Nederland heeft opgebouwd. De rechtbank heeft het beroep tegen deze weigering ongegrond verklaard, wat door de Centrale Raad wordt bevestigd.

De Raad overweegt dat appellante niet in Nederland heeft gewoond of gewerkt en dat zij geen recht heeft op huwelijkse tijdvakken. De Raad verwijst naar het Algemeen verdrag inzake sociale zekerheid tussen Nederland en Marokko, waaruit blijkt dat appellante als tweede echtgenote geen zelfstandige aanspraak kan maken op een Nederlands ouderdomspensioen. De Raad concludeert dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat appellante geen recht heeft op een ouderdomspensioen, zowel op basis van nationale wetgeving als op basis van het NMV.

De uitspraak bevestigt dat er geen recht bestaat op een ouderdomspensioen voor appellante, en dat er geen aanleiding is voor een veroordeling tot vergoeding van proceskosten. De beslissing is openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken in cassatie te gaan tegen deze uitspraak.

Uitspraak

21.2244 AOW

Datum uitspraak: 25 februari 2022
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 15 april 2021, 20/4071 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] , Marokko (appellante)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 januari 2022. Appellante is niet verschenen. De Svb heeft zich ter zitting via videobellen laten vertegenwoordigen door mr. L.M.J.A. Erkens-Hanssen.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellante, geboren in 1953, was in polygamie de tweede echtgenote van [naam echtgenoot] sinds [trouwdatum 2] 1971
.De eerste echtgenote, [naam echtgenote] , was vanaf [trouwdatum 1] 1954 getrouwd met [naam echtgenoot] , geboren in 1931, tot aan diens overlijden op [datum van overlijden] 1998
.Aan appellante is in verband met zijn overlijden een nabestaandenuitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet (ANW) toegekend. De Svb heeft appellante laten weten dat haar nabestaandenuitkering eindigt met ingang van 1 november 2019, omdat zij dan de pensioengerechtigde leeftijd bereikt. Daarop heeft appellante een ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) aangevraagd.
1.2.
Met een besluit van 26 november 2019 heeft de Svb geweigerd aan appellante een ouderdomspensioen toe te kennen, omdat zij geen verzekerde tijdvakken heeft opgebouwd. Het bezwaar hiertegen is, in een beslissing van 13 mei 2020 (bestreden besluit), ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak is het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Omdat niet in geschil is dat appellante niet in Nederland heeft gewoond of gewerkt en zij evenmin recht heeft op huwelijkse tijdvakken, bestaat er naar het oordeel van de rechtbank geen recht op een ouderdomspensioen.
3. In hoger beroep heeft appellante zich op het standpunt gesteld dat zij recht heeft op een ouderdomspensioen. Zij heeft een nabestaandenpensioen ontvangen tot aan de pensioengerechtigde leeftijd. Zij is ziek en kan niet werken. Zij beschikt niet over een andere bron van inkomsten.
4. De Raad komt de volgende beoordeling.
4.1.
Met de rechtbank is de Raad van oordeel dat niet blijkt dat appellante verzekerde tijdvakken in Nederland heeft opgebouwd voor de AOW. Appellante bestrijdt niet dat zij niet in Nederland heeft gewoond of gewerkt. Op grond van de AOW heeft zij dus geen verzekerde tijdvakken opgebouwd.
4.2.
Met betrekking tot het Algemeen verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Marokko (NMV) wordt als volgt overwogen. Niet in geschil is dat appellante in polygamie de tweede echtgenote is van [naam echtgenoot] . Gedurende de tijdvakken dat [naam echtgenoot] verzekerd was voor de volksverzekeringen, voor zijn overlijden in 1998, is appellante niet de eerste echtgenote geweest. Zowel op grond van het bepaalde in het NMV vóór als vanaf 1 november 2004 heeft zij als tweede echtgenote geen zelfstandige aanspraak op een Nederlands ouderdomspensioen.
4.2.1.
Sinds 1 november 2004 voorziet het NMV alleen in toekenning van een zelfstandig ouderdomspensioen, gebaseerd op huwelijkse tijdvakken vervuld voor het bereiken van de leeftijd van 65 jaar, onder de aanvullende voorwaarde dat de echtgenote zich vanaf 1 november 2004 vrijwillig heeft verzekerd. In artikel 3 van het Slotprotocol is bepaald dat de bevoegdheid om zich vrijwillig te verzekeren is voorbehouden aan de eerste echtgenote van de verzekerde. Appellante was op 1 november 2004 niet de eerste echtgenote van [naam echtgenoot] . Zij heeft zich niet vrijwillig verzekerd en behoorde ook niet tot de kring van personen die zich vrijwillig had kunnen verzekeren.
4.2.2.
Evenmin is de weigering van een ouderdomspensioen aan appellante in strijd met artikel 39 van het NMV. Er is geen sprake van een aanspraak van appellante op een zelfstandig ouderdomspensioen op grond van tijdvakken, vervuld vóór 1 november 2004, die door de wijziging van het NMV per 1 november 2004 teniet is gedaan. Vóór 1 november 2004 was in het NMV niet voorzien in een zelfstandige aanspraak op ouderdomspensioen voor gehuwde vrouwen of weduwen. Op grond van artikel 21 van het NMV (oud) werden uitsluitend in het ouderdomspensioen van de gehuwde man huwelijkse tijdvakken in aanmerking genomen die waren vervuld door zijn eerste echtgenote met wie hij gehuwd was op het tijdstip waarop hij de 65-jarige leeftijd bereikte. Het NMV (oud) bevatte geen bepaling op grond waarvan die huwelijkse tijdvakken ook na het overlijden van de man nog konden worden gehonoreerd. Onder de werking van artikel 21 van het NMV (oud) zou het nooit tot toekenning van een zelfstandig ouderdomspensioen aan appellante zijn gekomen.
Voor een verdere uiteenzetting van deze materie verwijst de Raad naar zijn uitspraken van 8 januari 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:7 en 29 juli 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:1654.
4.3.
Nu appellante noch op grond van nationale bepalingen, noch op grond van het NMV recht heeft op een ouderdomspensioen, moet de conclusie zijn dat de rechtbank het beroep terecht ongegrond heeft verklaard. De aangevallen uitspraak zal dan ook bevestigd worden.
5. Voor een veroordeling tot vergoeding van proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door E.E.V. Lenos, in tegenwoordigheid van B.H.B. Verheul als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 25 februari 2022.
(getekend) E.E.V. Lenos
(getekend) B.H.B. Verheul
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, 2500 EH Den Haag) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen over het begrip verzekerde.

DÉCISION

La Centrale Raad van Beroep (Cour d'Appel Centrale) statue confirme la décision attaquée.
Par conséquent, décidée par M. le maître E.E.V. Lenos en présence de B.H.B Verheul en qualité de greffier, ainsi que prononcée en public, le 25-02-2022.
Les parties disposent d’un délai de six semaines à compter de la date d’envoi pour introduire un pourvoi en cassation contre cette décision devant la Cour de Cassation des Pays-Bas: Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, NL 2500 EH ’s-Gravenhage) au titre de la violation ou de la mauvaise application des dispositions concernant la notion de groupe d’assurés.