ECLI:NL:CRVB:2022:405

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
1 maart 2022
Publicatiedatum
2 maart 2022
Zaaknummer
18/3324 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking hoger beroep en proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke zaak

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 februari 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellanten tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Cuijk. Het hoger beroep was ingesteld door mr. C.J. Driessen, advocaat van appellanten, maar is ingetrokken omdat het college aan de bezwaren van appellanten tegemoet is gekomen. Dit gebeurde na een nieuwe draagkrachtberekening die het college op 21 oktober 2021 heeft gemaakt. De intrekking van het hoger beroep werd officieel gedaan bij brief van 28 oktober 2021, waarin ook werd verzocht om een proceskostenveroordeling.

De Raad heeft, onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht, besloten het onderzoek ter zitting achterwege te laten en het onderzoek te sluiten. De Raad overwoog dat, volgens artikel 8:75a van de Awb, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener van het beroepschrift kan worden veroordeeld in de kosten, indien het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener is tegemoetgekomen. Dit is ook van toepassing op het hoger beroep, zoals vermeld in artikel 8:108 van de Awb.

De Raad heeft geoordeeld dat het college in de kosten van appellanten moet worden veroordeeld, die redelijkerwijs zijn gemaakt in verband met de behandeling van het bezwaar, het beroep en het hoger beroep. De totale kosten zijn begroot op € 6.085,50, bestaande uit € 2.670,- in bezwaar, € 2.277,- in beroep en € 1.138,50 in hoger beroep voor verleende rechtsbijstand. Appellanten kunnen zich voor vergoeding van het betaalde griffierecht rechtstreeks tot het college wenden.

Uitspraak

Datum uitspraak: 22 februari 2022
18/3324 PW, 18/3325 PW, 18/3326 PW, 18/3327 PW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van
7 juni 2018, 18/280, 18/281, 18/282 en 18/1015 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[betrokkene 1] en [betrokkene 2] te [woonplaats] (appellanten)
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Cuijk (college)

PROCESVERLOOP

Namens appellanten heeft mr. C.J. Driessen, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Bij brieven van 21 oktober 2021 heeft het college een nieuwe draagkrachtberekening gemaakt.
Bij brief van 28 oktober 2021 heeft mr. Driessen namens appellanten het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het college te veroordelen in de proceskosten.
Het college heeft hierop geen reactie ingediend.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Namens appellanten is het hoger beroep ingetrokken omdat het college bij brieven van
21 oktober 2021 aan de bezwaren van appellanten tegemoet is gekomen.
De Raad ziet aanleiding het college te veroordelen in de kosten die appellanten in verband met de behandeling van het bezwaar, het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs hebben moeten maken. De kosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 2.670,- in bezwaar, € 2.277,- in beroep en € 1.138,50 in hoger beroep voor verleende rechtsbijstand.
Voor vergoeding van het betaalde griffierecht kunnen appellanten zich rechtstreeks tot het college wenden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep veroordeelt het college in de kosten van appellante tot een bedrag van € 6.085,50.
Deze uitspraak is gedaan door E.C.R. Schut, in tegenwoordigheid van K.R. van Renswoude als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 22 februari 2022.
(getekend) E.C.R. Schut
(getekend) K.R. van Renswoude