ECLI:NL:CRVB:2022:295

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
10 februari 2022
Publicatiedatum
16 februari 2022
Zaaknummer
21/4242 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens te late indiening van het beroepschrift

In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Noord-Holland. De Centrale Raad van Beroep heeft op 10 februari 2022 geoordeeld dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is, omdat het beroepschrift niet tijdig is ingediend. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken en begint te lopen vanaf de dag na de bekendmaking van de uitspraak aan de partijen. In dit geval is de uitspraak op 13 oktober 2021 aan de partijen toegezonden, waardoor de termijn voor het indienen van het beroepschrift op 24 november 2021 eindigde. Het beroepschrift is echter pas op 29 november 2021 ontvangen, wat betekent dat het te laat is ingediend.

Appellante heeft aangevoerd dat zij de uitspraak op 16 oktober 2021 heeft ontvangen en dat zij direct hoger beroep heeft ingesteld. Daarnaast heeft zij gezondheidsproblemen genoemd die haar belemmerden in het indienen van het beroepschrift. De Raad heeft echter geoordeeld dat deze argumenten niet voldoende zijn om aan te nemen dat appellante niet in verzuim is geweest. De Raad heeft vastgesteld dat appellante niet direct na ontvangst van de uitspraak hoger beroep heeft ingesteld en dat zij eventueel hulp van een derde had kunnen inschakelen.

De Centrale Raad van Beroep heeft daarom besloten het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk te verklaren, zonder verder onderzoek. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door M.A.H. van Dalen-van Bekkum, in tegenwoordigheid van D. van der Boom als griffier, en is openbaar uitgesproken op 10 februari 2022.

Uitspraak

Datum uitspraak: 10 februari 2022
21/4242 AOW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van
12 oktober 2021, 20/3473 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank

PROCESVERLOOP

Appellante heeft hoger beroep ingesteld.

OVERWEGINGEN

Ingevolge artikel 6:24 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in samenhang met de artikelen 6:7, 6:8, 6:9 en 6:11 van die wet geldt het volgende.
De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken. Deze termijn gaat in met ingang van de dag na die waarop de aangevallen uitspraak door middel van de toezending van een afschrift aan partijen is bekendgemaakt.
Een beroepschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Bij verzending per post is een beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
De uitspraak waartegen hoger beroep is ingesteld is op 13 oktober 2021 in afschrift aan partijen toegezonden.
Het beroepschrift is op 29 november 2021 via het digitale loket ontvangen.
Op grond hiervan moet worden geoordeeld dat het beroepschrift niet tijdig is ingediend.
Ten aanzien van een na afloop van de beroepstermijn ingediend beroepschrift blijft niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
Bij brief van 21 december 2021 is aan appellante gevraagd naar de reden van de termijnoverschrijding.
Appellante heeft daarop bij brief van 27 december 2021 geantwoord dat de uitspraak van de rechtbank door haar is ontvangen op 16 oktober 2021 en dat zij meteen hoger beroep heeft ingesteld. Mede voert appellante aan dat zij last heeft van een gescheurde biceps en drie afgescheurde pezen, waardoor zij niet altijd achter haar computer kan werken.
Wat appellante heeft aangevoerd, bevat geen grond waarop redelijkerwijs kan worden geoordeeld dat appellante niet in verzuim is geweest. De laatst dag waarop tijdig hoger beroep kon worden ingesteld was 24 november 2021. Nu de Raad het hogerberoepschrift op
29 november 2021 heeft ontvangen, staat vast dat appellante niet direct na ontvangst van de aangevallen uitspraak hoger beroep heeft ingesteld. Daarnaast is de Raad van oordeel dat appellante eventueel de hulp van een derde had kunnen inschakelen.
Het hoger beroep is kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door M.A.H. van Dalen-van Bekkum, in tegenwoordigheid van
D. van der Boom als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op
10 februari 2022.
(getekend) M.A.H. van Dalen-van Bekkum
(getekend) D. van der Boom
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.