ECLI:NL:CRVB:2022:2777

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
22 december 2022
Publicatiedatum
22 december 2022
Zaaknummer
22 / 284 MAW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J.T.H. Zimmerman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake functietoewijzing bij de Koninklijke Marechaussee

Op 22 december 2022 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De zaak betreft de functietoewijzing van appellant, die werkzaam was bij de Koninklijke Marechaussee en de rang van opperwachtmeester had. Appellant had gesolliciteerd naar de functie van junior informatiemanager, die verbonden was aan de rang van kapitein. De staatssecretaris van Defensie had de functie niet aan appellant toegewezen, omdat hij niet over de vereiste rang beschikte. Appellant stelde dat deze afwijzing in strijd was met het Algemeen militair ambtenarenreglement (AMAR). De rechtbank had het beroep van appellant tegen het besluit van de staatssecretaris ongegrond verklaard.

In hoger beroep heeft de Raad geoordeeld dat de staatssecretaris een discretionaire bevoegdheid heeft bij functietoewijzing en dat de rechter terughoudend moet zijn in de toetsing van deze bevoegdheid. De Raad heeft vastgesteld dat de staatssecretaris terecht had gesteld dat de functie alleen openstond voor militairen met de rang van kapitein, en dat appellant niet in aanmerking kon komen voor de functie. De Raad heeft ook geoordeeld dat de vacaturetekst niet de indruk wekte dat een opperwachtmeester niet mocht solliciteren, maar dat dit niet betekende dat appellant automatisch in beschouwing moest worden genomen.

De Raad heeft geconcludeerd dat het hoger beroep van appellant niet slaagde en dat de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd moest worden. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

22.284 MAW

Datum uitspraak: 22 december 2022
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 14 december 2021, 21/4878 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Staatssecretaris van Defensie (staatssecretaris)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. T.A. van Helvoort, advocaat, hoger beroep ingesteld.
De staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 november 2022. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Van Helvoort. De staatssecretaris heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. H. Zilverberg.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellant was werkzaam bij de Koninklijke Marechaussee en heeft de rang van opperwachtmeester.
1.2.
Op 4 juni 2020 is de functie van junior informatiemanager vacant gesteld, waaraan de rang van kapitein is verbonden. Appellant heeft op diezelfde datum zijn belangstelling kenbaar gemaakt voor deze functie. In de vacaturetekst is vermeld dat de vacature zowel voor militairen als burgermedewerkers is opengesteld. In oktober 2020 is de vacature opnieuw in de vacaturebank opgenomen en heeft appellant nogmaals gesolliciteerd.
1.3.
Bij besluit van 2 december 2020, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 25 juni 2021 (bestreden besluit), heeft de staatssecretaris de functie niet aan appellant toegewezen, omdat appellant niet beschikt over de aan de functie verbonden rang. De vacature was bedoeld zonder bevorderruimte, waardoor de functie alleen voor militairen met de rang van kapitein open stond. Appellant is daarom niet in beschouwing genomen.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. In hoger beroep heeft appellant zich op hierna te bespreken gronden tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4. De Raad oordeelt als volgt.
4.1.
Bij het al dan niet toewijzen van een functie, met inbegrip van de te hanteren functieeisen, komt de staatssecretaris een discretionaire bevoegdheid toe. Dit brengt met zich dat de toetsing door de rechter van de gebruikmaking van die bevoegdheid terughoudend moet zijn. [1]
4.2.
Appellant heeft aangevoerd dat de afwijzingsgrond dat hij niet beschikt over de aan de functie verbonden rang in strijd is met het Algemeen militair ambtenarenreglement (AMAR). Dit betoog slaagt niet. In artikel 20, eerste lid, van het AMAR is bepaald met welke factoren bij functietoewijzing rekening moet worden gehouden. Een van deze factoren is de noodzaak van een voortdurende taakvervulling door de krijgsmacht en in samenhang daarmee van een zo goed en tijdig mogelijke bezetting van alle functies. De staatssecretaris heeft in het bestreden besluit gemotiveerd gesteld dat de functie, gelet op de beperkte bevorderruimte binnen de Koninklijke Marechaussee, alleen openstaat voor militairen met de rang van kapitein. Zoals de Raad in de in de voetnoot vermelde uitspraak heeft geoordeeld, is het beleid om bij functietoewijzingsprocedures toepassing te geven aan het beginsel van horizontale mobiliteit, waarbij meerwaarde wordt toegekend aan het al bekleden van een rang die aan de functie is verbonden, niet in strijd met artikel 20, eerste lid, van het AMAR of overigens in strijd met de grenzen van een redelijke beleidsbepaling. Nu appellant niet beschikt over de aan de functie verbonden rang, heeft de staatssecretaris in overeenstemming met dit beleid appellant in redelijkheid mogen afwijzen voor de functie, ook als dit betekent dat, nadat appellant was afgewezen, de vacature daardoor langere tijd heeft opengestaan.
4.3.
Verder heeft appellant aangevoerd dat in de vacaturetekst niet is vermeld dat een opperwachtmeester niet mag solliciteren op de functie, waardoor hij ervan uit mocht gaan dat hij met succes zou kunnen solliciteren, mits hij de meest geschikte kandidaat was. Ook dit betoog slaagt niet. Vooropgesteld wordt dat appellant heeft kunnen solliciteren op de functie. Gelet op het beginsel van horizontale mobiliteit, betekent dat niet dat hij ook in beschouwing had moeten worden genomen. Daar komt bij dat een vakoudste bij de Koninklijke Marechaussee appellant er bij e-mailbericht van 27 mei 2020 op heeft gewezen dat het standaard traject via een keuring, Specifieke Officiersopleiding aan de KMA, een startfunctie LNT, vervolgfunctie LNT en pas daarna een kapiteinsfunctie, loopt. Daarbij zijn drie manieren vermeld waarop appellant (uiteindelijk) deze functie op het niveau van kapitein zou kunnen krijgen. Toewijzing van de gevraagde functie zou voor hem volgens de vakoudste een shortcut zijn, wat geen werkbaar traject is.
4.4.
Uit 4.1 tot en met 4.3 volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.T.H. Zimmerman, in tegenwoordigheid van R. van Doorn als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 22 december 2022.
(getekend) J.T.H. Zimmerman
(getekend) R. van Doorn