ECLI:NL:CRVB:2022:273

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
1 februari 2022
Publicatiedatum
9 februari 2022
Zaaknummer
21/3329 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens verzuim in het indienen van beroepsgronden

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 februari 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellanten tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Overijssel. De appellanten, vertegenwoordigd door mr. H. Tadema, hebben in deze procedure verzuimd om tijdig de beroepsgronden in te dienen. Ondanks herhaalde verzoeken en termijnen om dit verzuim te herstellen, heeft de gemachtigde van appellanten geen gronden ingediend. De laatste termijn, die liep tot 2 november 2021, is ongebruikt verstreken. Op 5 november 2021 is de gemachtigde opnieuw in de gelegenheid gesteld om de beroepsgronden in te dienen, maar ook deze termijn is niet benut. Uiteindelijk heeft de gemachtigde zich op 17 december 2021 aan de zaak onttrokken zonder geldige redenen voor het verzuim te geven.

De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat de noodzakelijke beroepsgronden niet zijn ingediend. De Raad heeft besloten zonder verder onderzoek te doen, aangezien het verzuim van de appellanten niet kan worden verontschuldigd. De uitspraak is openbaar gedaan en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De beslissing is genomen door rechter E.C.R. Schut, met K.R. van Renswoude als griffier. Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden en het bestuursorgaan de mogelijkheid open om binnen zes weken verzet aan te tekenen.

Uitspraak

Datum uitspraak: 1 februari 2022
21/3329 PW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van
5 augustus 2021, 20/885 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellanten] te [woonplaats] (appellanten)
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Deventer (college)

PROCESVERLOOP

Namens appellanten heeft mr. H. Tadema, advocaat, hoger beroep ingesteld.

OVERWEGINGEN

In artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), is bepaald dat het beroepschrift de gronden van het beroep dient te bevatten. Ingevolge artikel 6:24 van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Het ingediende beroepschrift bevat geen gronden.
Bij brief van 21 september 2021 is de gemachtigde van appellante in de gelegenheid gesteld dit verzuim binnen vier weken te herstellen.
Bij brief van 19 oktober 2021 heeft de gemachtigde van appellant gevraagd om verlenging van de termijn voor het indienen van de gronden. Bij brief van 20 oktober 2021 is de termijn verlengd tot en met 2 november 2021.
De gemachtigde van appellante heeft deze termijn ongebruikt voorbij laten gaan.
Bij aangetekende brief van 5 november 2021 is aan de gemachtigde van appellante nogmaals de gelegenheid geboden de beroepsgronden in te dienen. Daarbij is een termijn van vier weken gesteld en is de gemachtigde van appellante erop gewezen dat, als hij de gronden niet inzendt binnen de gestelde termijn, hij er rekening mee moet houden dat de zaak niet inhoudelijk zal worden behandeld.
De gemachtigde van appellante heeft ook deze termijn ongebruikt voorbij laten gaan.
Bij brief van 17 december 2021 heeft de gemachtigde van appellante zich aan de zaak onttrokken.
Niet is gebleken van redenen die een verontschuldiging vormen voor dit verzuim. Het hoger beroep is kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door E.C.R. Schut, in tegenwoordigheid van K.R. van Renswoude als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 1 februari 2022.
(getekend) E.C.R. Schut
(getekend) K.R. van Renswoude
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.