Uitspraak
17 mei 2021, 20/5948 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
Op 4 januari 2022 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 21/2282 PW. Het hoger beroep is niet-ontvankelijk verklaard omdat de appellant, vertegenwoordigd door mr. A.W.J. van der Meer, niet tijdig het verschuldigde griffierecht heeft betaald. De appellant had hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 17 mei 2021, maar voldeed niet aan de vereisten voor het indienen van het beroep, met name de betaling van het griffierecht van € 134,-.
De gemachtigde van de appellant werd herhaaldelijk gewezen op de verplichting tot betaling van het griffierecht en de gevolgen van het niet tijdig betalen. Ondanks meerdere herinneringen en een beroep op betalingsonmacht, werd het griffierecht niet binnen de gestelde termijn voldaan. De Raad oordeelde dat er geen reden was om aan te nemen dat de appellant niet in verzuim was, en concludeerde dat het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk was.
De uitspraak benadrukt het belang van het tijdig voldoen aan proceskosten en de gevolgen van het niet naleven van deze verplichtingen. De Centrale Raad van Beroep heeft geen proceskostenveroordeling uitgesproken, en de beslissing is openbaar gemaakt op dezelfde dag.