ECLI:NL:CRVB:2022:2670
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling in hoger beroep tegen college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam
Op 13 december 2022 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 20/1888 PW. Deze uitspraak betreft een hoger beroep dat door appellant, vertegenwoordigd door mr. J.I.T. Sopacua, is ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 3 april 2020. In de procedure heeft appellant het hoger beroep op 11 maart 2022 ingetrokken, nadat het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam had aangegeven het primaire besluit van 16 april 2018, het besluit van 15 oktober 2018 en de daaropvolgende beslissing op bezwaar van 6 februari 2019 in te trekken. Hierdoor vervielen de herziening en terugvordering van eerder ontvangen uitkeringen.
De Raad heeft vastgesteld dat het college bij de beslissing op bezwaar van 6 februari 2019 al een vergoeding voor de proceskosten had toegekend van € 1.024,00. Echter, de Raad heeft geoordeeld dat appellant recht heeft op een aanvullende vergoeding van de kosten die hij heeft moeten maken in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep. De proceskosten zijn begroot op € 1.518,- voor de procedure in beroep en € 759,- voor het hoger beroep, wat leidt tot een totale proceskostenvergoeding van € 2.277,-.
De uitspraak is gedaan door C.E.M. Marsé, in tegenwoordigheid van D. van der Boom als griffier, en is openbaar uitgesproken op 13 december 2022.