ECLI:NL:CRVB:2022:2669
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling in hoger beroep na intrekking van het primaire besluit door het college
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 december 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep onder zaaknummer 20/2065 PW. Het hoger beroep was ingesteld door appellant, vertegenwoordigd door mr. J.P.C.M. van Es, tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 14 april 2020. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente 's-Gravenhage had op 3 januari 2022 het primaire besluit van 28 november 2018 ingetrokken. Appellant heeft op 16 januari 2022 het hoger beroep ingetrokken en verzocht om een proceskostenveroordeling voor het college.
De Raad heeft vastgesteld dat het college met het intrekken van het besluit tegemoet is gekomen aan de bezwaren van appellant. Op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan het bestuursorgaan worden veroordeeld in de kosten van de indiener van het beroepschrift. De Raad heeft geoordeeld dat het college in de kosten van appellant moet worden veroordeeld, die redelijkerwijs zijn gemaakt in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep. De proceskosten zijn begroot op € 1.518,- voor de behandeling in beroep en € 759,- voor de behandeling in hoger beroep, wat resulteert in een totaalbedrag van € 2.277,-.
De uitspraak is gedaan door C.E.M. Marsé, in tegenwoordigheid van D. van der Boom als griffier, en is openbaar uitgesproken op 13 december 2022.