ECLI:NL:CRVB:2022:2600

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
1 december 2022
Publicatiedatum
1 december 2022
Zaaknummer
21 / 2649 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling in hoger beroep tegen de Sociale verzekeringsbank

Op 1 december 2022 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 21/2649 AOW. Deze uitspraak betreft een hoger beroep ingesteld door appellante, vertegenwoordigd door mr. drs. P.R. Slier, tegen de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb). De zaak is voortgekomen uit een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag van 7 juni 2021, waarin de Svb een besluit had genomen dat appellante niet beviel.

Namens appellante heeft mr. drs. P.R. Slier het hoger beroep ingesteld, maar op 18 april 2022 heeft hij dit hoger beroep ingetrokken. Tegelijkertijd heeft hij de Raad verzocht om de Svb te veroordelen in de proceskosten. De Svb heeft geen verweerschrift ingediend, maar heeft wel aangegeven akkoord te gaan met de gevraagde proceskostenvergoeding.

De Centrale Raad van Beroep heeft, onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht, besloten het onderzoek ter zitting achterwege te laten. De Raad heeft vastgesteld dat de Svb op 14 april 2022 heeft aangegeven dat het bestreden besluit van 26 februari 2020 niet langer wordt gehandhaafd en dat er een nieuwe beslissing op bezwaar zal worden genomen. Hierdoor is appellante tegemoetgekomen in haar bezwaren.

De Raad heeft de Svb veroordeeld in de kosten die appellante redelijkerwijs heeft moeten maken in verband met de behandeling van het hoger beroep. De proceskosten zijn begroot op € 759,- voor verleende rechtsbijstand. Voor het betaalde griffierecht van € 134,- kan appellante zich rechtstreeks tot de Svb wenden. De uitspraak is gedaan door M.A.H. van Dalen-van Bekkum, in tegenwoordigheid van D. van der Boom als griffier, en is openbaar uitgesproken op 1 december 2022.

Uitspraak

Datum uitspraak: 1 december 2022
21/2649 AOW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 7 juni 2021, 20/2492 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. drs. P.R. Slier hoger beroep ingesteld.
Bij brief van 18 april 2022 heeft mr. drs. P.R. Slier namens appellante het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht de Svb te veroordelen in de proceskosten.
De Svb heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen maar heeft bij brief van 5 mei 2022 aan de Raad kenbaar gemaakt akkoord te gaan met een veroordeling tot een vergoeding van de kosten zoals door gemachtigde van appellante is verzocht.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Namens appellante is het hoger beroep ingetrokken omdat de Svb bij brief van 14 april 2022 heeft aangegeven dat het bestreden besluit van 26 februari 2020 niet langer wordt gehandhaafd en er een nieuwe beslissing op bezwaar zal worden genomen waarmee volledig aan de bezwaren van appellante tegemoet wordt gekomen.
De Raad ziet aanleiding de Svb te veroordelen in de kosten die appellante in verband met de behandeling van het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 759,- voor verleende rechtsbijstand in hoger beroep.
Voor vergoeding van het betaalde griffierecht, te weten € 134,-, kan appellante zich rechtstreeks tot de Svb wenden.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep veroordeelt de Svb in de kosten van appellante tot een bedrag van € 759,-.
Deze uitspraak is gedaan door M.A.H. van Dalen-van Bekkum, in tegenwoordigheid van
D. van der Boom als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op
1 december 2022.
(getekend) M.A.H. van Dalen-van Bekkum
(getekend) D. van der Boom