ECLI:NL:CRVB:2022:260

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
8 februari 2022
Publicatiedatum
8 februari 2022
Zaaknummer
20/2447 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking hoger beroep na tegemoetkoming door college in bezwaar

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 februari 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep met zaaknummer 20/2447 PW. Het hoger beroep was ingesteld door appellant, vertegenwoordigd door mr. I. van Baaren, tegen een beslissing van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hoeksche Waard. De appellant had bezwaar gemaakt tegen een eerdere beslissing van het college, maar het college heeft op 2 september 2021 een herziene beslissing op bezwaar genomen, waarmee het tegemoetkwam aan de bezwaren van de appellant. Hierdoor heeft de appellant op 23 september 2021 het hoger beroep ingetrokken en verzocht om een proceskostenveroordeling voor de kosten die hij had gemaakt in verband met het bezwaar, beroep en hoger beroep.

De Raad voor de Rechtspraak heeft in deze uitspraak de relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) toegepast, met name artikel 8:75a en artikel 8:108, die bepalen dat het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de proceskosten indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de bezwaren van de indiener is tegemoetgekomen. De Raad heeft geoordeeld dat het college in de kosten van appellant moet worden veroordeeld tot een bedrag van € 2.600,-, wat de totale proceskosten dekt die appellant redelijkerwijs heeft moeten maken. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de rechter en de griffier.

Uitspraak

Datum uitspraak: 8 februari 2022
20/2447 PW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van
10 juni 2020, 20/433 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hoeksche Waard (college)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. I. van Baaren, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft op 2 september 2021 een herziene beslissing op bezwaar genomen.
Bij brief van 23 september 2021 heeft mr. Van Baaren namens appellant het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het college te veroordelen in de proceskosten.
Het college heeft geen verweerschrift ingediend.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Namens appellant is het hoger beroep ingetrokken omdat het college met de herziening beslissing op bezwaar van 2 september 2021 aan de bezwaren van appellant is tegemoetgekomen.
De Raad ziet aanleiding het college te veroordelen in de kosten die appellant in verband met de behandeling van het bezwaar, het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 1.082,- in bezwaar, € 759,- in beroep en € 759,- in hoger beroep voor verleende rechtsbijstand.
Voor vergoeding van het betaalde griffierecht kan appellant zich rechtstreeks tot het college wenden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep veroordeelt het college in de kosten van appellant tot een bedrag van € 2.600,-.
Deze uitspraak is gedaan door E.C.R. Schut, in tegenwoordigheid van K.R. van Renswoude als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 8 februari 2022.
(getekend) E.C.R. Schut
(getekend) K.R. van Renswoude