Uitspraak
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
–kort gezegd
–geantwoord dat de brief wel op tijd was.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 november 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 31 maart 2022. Het hoger beroep is niet-ontvankelijk verklaard omdat het beroepschrift niet tijdig was ingediend. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken en begint op de dag na de bekendmaking van de uitspraak aan de partijen. In dit geval is de uitspraak op 31 maart 2022 per aangetekende brief aan appellant verzonden, maar het beroepschrift is pas op 1 juni 2022 ontvangen, wat betekent dat het buiten de termijn is ingediend.
De rechtbank had op 21 april 2022 de uitspraak opnieuw naar appellant gestuurd, met de mededeling dat de termijn niet opnieuw aanvangt. Appellant heeft in een brief van 4 juli 2022 aangegeven dat de brief wel op tijd was, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelde dat deze verklaring geen grond biedt om aan te nemen dat appellant niet in verzuim was. De Raad concludeerde dat het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan door D. Hardonk-Prins, in tegenwoordigheid van A.F. Hulskes als griffier, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden en het bestuursorgaan de mogelijkheid open om binnen zes weken schriftelijk verzet te doen.