ECLI:NL:CRVB:2022:2574

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
29 november 2022
Publicatiedatum
29 november 2022
Zaaknummer
22 / 1705 ZVW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens te late indiening van het beroepschrift

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 november 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 31 maart 2022. Het hoger beroep is niet-ontvankelijk verklaard omdat het beroepschrift niet tijdig was ingediend. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken en begint op de dag na de bekendmaking van de uitspraak aan de partijen. In dit geval is de uitspraak op 31 maart 2022 per aangetekende brief aan appellant verzonden, maar het beroepschrift is pas op 1 juni 2022 ontvangen, wat betekent dat het buiten de termijn is ingediend.

De rechtbank had op 21 april 2022 de uitspraak opnieuw naar appellant gestuurd, met de mededeling dat de termijn niet opnieuw aanvangt. Appellant heeft in een brief van 4 juli 2022 aangegeven dat de brief wel op tijd was, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelde dat deze verklaring geen grond biedt om aan te nemen dat appellant niet in verzuim was. De Raad concludeerde dat het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is gedaan door D. Hardonk-Prins, in tegenwoordigheid van A.F. Hulskes als griffier, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden en het bestuursorgaan de mogelijkheid open om binnen zes weken schriftelijk verzet te doen.

Uitspraak

Datum uitspraak: 29 november 2022
22/1705 ZVW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 31 maart 2022, 21/2443 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
Centraal Administratie Kantoor (CAK)

PROCESVERLOOP

Appellant heeft hoger beroep ingesteld.

OVERWEGINGEN

Ingevolge artikel 6:24 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in samenhang met de artikelen 6:7, 6:8, 6:9 en 6:11 van die wet geldt het volgende.
De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken. Deze termijn gaat in met ingang van de dag na die waarop de aangevallen uitspraak door middel van de toezending van een afschrift aan partijen is bekendgemaakt.
Een beroepschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Bij verzending per post is een beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
De uitspraak waartegen hoger beroep is ingesteld is bij aangetekende brief op 31 maart 2022 in afschrift aan partijen toegezonden. De uitspraak is naar de rechtbank geretourneerd. Om te voldoen aan het bepaalde in artikel 8:38 van de Awb heeft de rechtbank op 21 april 2022 de uitspraak nogmaals naar het adres van appellant gestuurd. In de begeleidende brief is uitdrukkelijk vermeld dat, als in de aangetekende brief een termijn is genoemd, deze niet opnieuw aanvangt.
Het beroepschrift is op 1 juni 2022 ontvangen.
Op grond hiervan moet worden geoordeeld dat het beroepschrift niet tijdig is ingediend.
Ten aanzien van een na afloop van de beroepstermijn ingediend beroepschrift blijft niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
Bij brief van 2 juni 2022 is aan appellant gevraagd naar de reden van de termijnoverschrijding.
Appellant heeft daarop bij brief van 4 juli 2022
kort gezegd
geantwoord dat de brief wel op tijd was.
Wat appellant heeft aangevoerd, bevat geen grond waarop redelijkerwijs kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest.
Het hoger beroep is kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door D. Hardonk-Prins, in tegenwoordigheid van A.F. Hulskes als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 29 november 2022.
(getekend) D. Hardonk-Prins
(getekend) A.F. Hulskes
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift