ECLI:NL:CRVB:2022:2470

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
22 november 2022
Publicatiedatum
23 november 2022
Zaaknummer
22/1996 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens te late indiening van het beroepschrift

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 november 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 20 april 2022. Het hoger beroep was ingesteld door de gemachtigde van appellante, maar het beroepschrift was niet tijdig ingediend. Volgens de Algemene wet bestuursrecht bedraagt de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken, welke termijn ingaat op de dag na de bekendmaking van de uitspraak. De rechtbank Gelderland had de uitspraak op 20 april 2022 aan partijen toegezonden, waardoor de termijn voor het indienen van het beroepschrift op 21 april 2022 begon te lopen.

Het beroepschrift werd pas op 8 juni 2022 per e-mail ontvangen door de Raad, wat betekent dat het niet binnen de gestelde termijn was ingediend. De gemachtigde van appellante voerde aan dat hij eerder contact had gehad met de Raad en dat hem was verteld dat zijn beroepschrift van 28 april 2022 niet per post was ontvangen. Echter, hij kon geen bewijs overleggen dat het beroepschrift eerder was verzonden. De Raad oordeelde dat er geen reden was om aan te nemen dat appellante niet in verzuim was geweest, en verklaarde het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk.

De uitspraak benadrukt het belang van tijdige indiening van beroepschriften en de gevolgen van het niet naleven van de wettelijke termijnen. De Centrale Raad van Beroep heeft geen proceskostenveroordeling opgelegd, aangezien er geen aanleiding voor was. De beslissing is openbaar uitgesproken en belanghebbenden hebben de mogelijkheid om binnen zes weken verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak.

Uitspraak

Datum uitspraak: 22 november 2022
22/1996 PW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 20 april 2022, 20/4254 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Arnhem (college)

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft [gemachtigde] hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak.

OVERWEGINGEN

Ingevolge artikel 6:24 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in samenhang met de artikelen 6:7, 6:8, 6:9 en 6:11 van die wet geldt het volgende.
De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken. Deze termijn gaat in met ingang van de dag na die waarop de aangevallen uitspraak door middel van de toezending van een afschrift aan partijen is bekendgemaakt.
Een beroepschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Bij verzending per post is een beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
De uitspraak waartegen hoger beroep is ingesteld is op 20 april 2022 in afschrift aan partijen toegezonden.
Het beroepschrift is op 8 juni 2022 per e-mailbericht ontvangen.
Op grond hiervan moet worden geoordeeld dat het beroepschrift niet tijdig is ingediend.
Ten aanzien van een na afloop van de beroepstermijn ingediend beroepschrift blijft nietontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
De gemachtigde van appellante heeft in het e-mailbericht van 8 juni 2022 te kennen gegeven dat hem van de zijde van de Raad telefonisch is verteld dat zijn beroepschrift van 28 april 2022 niet per post is binnengekomen. Dit nadat hij de week ervoor al contact had met Arnhem. Indien de rechtbank Gelderland hem meteen naar de Raad had verwezen, had de gemachtigde van appellante het beroepschrift tijdig kunnen indienen.
Bij brief van 11 augustus 2022 is aan de gemachtigde van appellante gevraagd om, indien hij zijn beroepschrift op 28 april 2022 heeft gepost en aan de Raad of aan de rechtbank heeft gezonden, daarvan een bewijs te overleggen.
De gemachtigde van appellante heeft daarop bij e-mailbericht van 5 oktober 2022 geantwoord dat hij bij het e-mailbericht van 8 juni 2022 het beroepschrift nogmaals heeft gestuurd. Hij heeft het beroepschrift niet aangetekend verzonden en kan dus geen bewijs overleggen dat hij het beroepschrift eerder heeft verstuurd.
Wat de gemachtigde van appellante heeft aangevoerd, bevat geen grond waarop redelijkerwijs kan worden geoordeeld dat appellante niet in verzuim is geweest.
De gemachtigde van appellante heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij het beroepschrift eerder dan op 8 juni 2022 bij de Raad heeft ingediend.
Het hoger beroep is kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door E.C.R. Schut, in tegenwoordigheid van M.C.G. van Dijk als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 22 november 2022.
(getekend) E.C.R. Schut
(getekend) M.C.G. van Dijk
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.