ECLI:NL:CRVB:2022:2378

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
8 november 2022
Publicatiedatum
8 november 2022
Zaaknummer
22 / 2340 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens ontbreken van beroepsgronden en niet tijdig betalen griffierecht

Op 8 november 2022 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 22/2340 PW. Het hoger beroep van appellant is niet-ontvankelijk verklaard. De appellant had hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Gelderland van 12 mei 2022, maar heeft verzuimd om de benodigde gronden voor het beroep in te dienen. Daarnaast is appellant niet tijdig in gebreke gebleven met het betalen van het griffierecht van € 136,-.

De Raad heeft appellant in de gelegenheid gesteld om het verzuim te herstellen, maar appellant heeft de gestelde termijnen ongebruikt laten verstrijken. De Raad heeft vastgesteld dat er geen reden is om aan te nemen dat appellant niet in verzuim is geweest. Gezien het ontbreken van de beroepsgronden en de niet-betaling van het griffierecht, heeft de Centrale Raad van Beroep besloten het hoger beroep niet inhoudelijk te behandelen.

De uitspraak is gedaan door rechter E.C.R. Schut, in aanwezigheid van griffier M.C.G. van Dijk. De beslissing is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken na verzending van het afschrift van de uitspraak schriftelijk verzet te doen.

Uitspraak

Datum uitspraak: 8 november 2022
22/2340 PW, 22/2341 TOZO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 12 mei 2022, 21/3896, 21/3897, 21/3900 en 21/3901 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Arnhem (college)

PROCESVERLOOP

Appellant heeft hoger beroep ingesteld.

OVERWEGINGEN

In artikel 8:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat van de indiener van het beroepschrift een griffierecht wordt geheven. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Bij brief van 28 juli 2022 is appellant erop gewezen dat een griffierecht van € 136,- is verschuldigd, en is medegedeeld dat dit bedrag uiterlijk 28 dagen na de dag van verzending van de brief op de in die brief genoemde bankrekening moet zijn bijgeschreven.
Bij aangetekende brief van 28 augustus 2022 is appellant nogmaals gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en is medegedeeld dat het verschuldigde bedrag binnen vier weken na de datum van deze brief op de in die brief genoemde bankrekening dient te zijn bijgeschreven dan wel contant moet zijn betaald op het bezoekadres van de Raad. Daarbij is erop gewezen dat als het griffierecht niet tijdig wordt betaald, appellant er rekening mee moet houden dat het (hoger) beroep niet inhoudelijk behandeld zal worden.
Het griffierecht is niet binnen de termijn betaald.
Voorts is in artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Awb, bepaald dat het beroepschrift de gronden van het beroep dient te bevatten. Ingevolge artikel 6:24 van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Het ingediende beroepschrift bevat geen gronden.
Bij brief van 4 augustus 2022 is appellant in de gelegenheid gesteld dit verzuim binnen vier weken te herstellen.
Appellant heeft deze termijn ongebruikt voorbij laten gaan.
Bij aangetekende brief van 5 september 2022 is aan appellant nogmaals de gelegenheid geboden de beroepsgronden in te dienen. Daarbij is een termijn van vier weken gesteld en is appellant erop gewezen dat bij overschrijding van die termijn er rekening mee moet worden gehouden dat de zaak niet inhoudelijk zal worden behandeld.
Appellant heeft ook deze termijn ongebruikt voorbij laten gaan.
Ten aanzien van beide hiervoor genoemde onderwerpen kan op grond van de beschikbare gegevens redelijkerwijs niet worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest. Het hoger beroep is kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door E.C.R. Schut, in tegenwoordigheid van M.C.G. van Dijk als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 8 november 2022.
(getekend) E.C.R. Schut
(getekend) M.C.G. van Dijk
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.