ECLI:NL:CRVB:2022:2204
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag ouderdomspensioen AOW wegens gebrek aan verzekering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 oktober 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Amsterdam. Appellante, geboren in 1954 en woonachtig in Marokko, had een aanvraag ingediend voor een ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW). Deze aanvraag werd afgewezen omdat appellante nooit in Nederland heeft gewoond of gewerkt en dus niet verzekerd was voor de AOW. De Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had geconcludeerd dat appellante geen recht had op het ouderdomspensioen.
De feiten van de zaak zijn als volgt: appellante was getrouwd met een man die voor zijn huwelijk enige jaren in Nederland had gewerkt en verzekerd was voor de AOW tot 15 september 1999. Na zijn overlijden ontving appellante een uitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet (ANW) tot haar AOW-leeftijd op 30 september 2020. De Sociale verzekeringsbank (Svb) verklaarde het bezwaar van appellante tegen de afwijzing van haar aanvraag ongegrond, omdat zij geen recht had op ouderdomspensioen. De rechtbank bevestigde deze beslissing.
In hoger beroep stelde appellante dat zij recht had op ouderdomspensioen omdat haar echtgenoot recht had op AOW. De Svb betwistte dit en stelde dat appellante niet verzekerd was voor de AOW en geen aanspraak kon maken op huwelijkse tijdvakken. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak en oordeelde dat appellante geen recht had op AOW, omdat zij nooit in Nederland had gewoond of gewerkt en geen huwelijkse tijdvakken had vervuld. De Raad concludeerde dat de rechtbank het beroep terecht ongegrond had verklaard en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.