ECLI:NL:CRVB:2022:2118
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens ontbreken van beroepsgronden en niet tijdig betalen griffierecht
In deze zaak heeft appellant, vertegenwoordigd door R. Ramessersing, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag. De Centrale Raad van Beroep heeft op 4 oktober 2022 uitspraak gedaan in de zaak met nummer 22/1906 PW. De Raad heeft vastgesteld dat het ingediende beroepschrift geen gronden bevatte en dat het griffierecht niet tijdig was betaald. Appellant is herhaaldelijk gewezen op de verplichting om het griffierecht van € 136,- te betalen, maar heeft dit verzuimd. De gemachtigde van appellant heeft ook de gelegenheid om het verzuim te herstellen ongebruikt laten voorbijgaan. Hierdoor is het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en kan door belanghebbenden en het bestuursorgaan worden aangevochten binnen zes weken na verzending van het afschrift.