ECLI:NL:CRVB:2022:2048
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake bijstandsverlening en duurzaam gescheiden leven
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 september 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Overijssel. De appellante, die sinds 4 maart 2014 bijstand ontvangt, heeft in hoger beroep aangevoerd dat zij duurzaam gescheiden leeft van haar echtgenoot, die in Marokko woont. De rechtbank had eerder geoordeeld dat het college van burgemeester en wethouders van Enschede terecht had geconcludeerd dat appellante en haar echtgenoot niet duurzaam gescheiden leven, en dat er geen aanleiding was voor afstemming van de bijstandsverlening.
De Raad heeft vastgesteld dat appellante en haar echtgenoot dagelijks contact hebben en een affectieve relatie onderhouden, ondanks dat zij elkaar sinds hun huwelijk slechts vijf dagen hebben gezien. De Raad oordeelt dat de omstandigheden die appellante aanvoert niet voldoende zijn om te concluderen dat zij duurzaam gescheiden leven. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat er geen zeer bijzondere omstandigheden zijn die een afstemming van de bijstand rechtvaardigen, ondanks de inkomensterugval van appellante.
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het college terecht de bijstandsverlening heeft herzien naar de norm voor een gehuwde. De Raad concludeert dat appellante niet in aanmerking komt voor de bijstandsnorm voor alleenstaanden, en dat de beëindiging van haar recht op bijstand als alleenstaande ouder terecht is gebeurd. De uitspraak is gedaan door O.L.H.W.I. Korte, in tegenwoordigheid van griffier B. Beerens.