ECLI:NL:CRVB:2022:1931

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
23 augustus 2022
Publicatiedatum
8 september 2022
Zaaknummer
22/1282 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens niet tijdig betalen griffierecht

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 augustus 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen het college van burgemeester en wethouders van ’s-Hertogenbosch. Het hoger beroep was ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 16 maart 2022. De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat het griffierecht van € 136,- niet binnen de gestelde termijn was betaald. Appellant was herhaaldelijk gewezen op de verplichting tot betaling van het griffierecht, maar heeft dit nagelaten. De Raad heeft geconcludeerd dat op basis van de beschikbare gegevens niet kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest. Hierdoor is het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, zonder dat verder onderzoek nodig was. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending van het afschrift.

Uitspraak

Datum uitspraak: 23 augustus 2022
22/1282 PW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van
16 maart 2022, 21/2029 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van ’s-Hertogenbosch (college)

PROCESVERLOOP

Appellant heeft hoger beroep ingesteld.

OVERWEGINGEN

In artikel 8:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat van de indiener van het beroepschrift een griffierecht wordt geheven. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Bij brief van 29 april 2022 is appellant erop gewezen dat een griffierecht van € 136,- is verschuldigd, en is medegedeeld dat dit bedrag uiterlijk 28 dagen na de dag van verzending van de brief op de in die brief genoemde bankrekening moet zijn bijgeschreven.
Bij aangetekende brief van 30 mei 2022 is appellant nogmaals gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en is medegedeeld dat het verschuldigde bedrag binnen vier weken na de datum van deze brief op de in die brief genoemde bankrekening dient te zijn bijgeschreven dan wel contant moet zijn betaald op het bezoekadres van de Raad. Daarbij is erop gewezen dat als het griffierecht niet tijdig wordt betaald, appellant er rekening mee moet houden dat het (hoger) beroep niet inhoudelijk behandeld zal worden.
De aangetekend verzonden brief van 30 mei 2022 is retour ontvangen bij de Raad onder vermelding van “niet afgehaald”. Bij brief van 24 juni 2022 is appellant de brief van 30 mei 2022 opnieuw toegestuurd. Daarbij is appellant erop gewezen dat met deze nieuwe toezending niet opnieuw een termijn gaat lopen.
Het griffierecht is niet binnen de termijn betaald.
Op grond van de beschikbare gegevens kan redelijkerwijs niet worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest. Het hoger beroep is kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door E.C.R. Schut, in tegenwoordigheid van J.E. Eikelenboom als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 23 augustus 2022.
(getekend) E.C.R. Schut
(getekend) J.E. Eikelenboom
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.