ECLI:NL:CRVB:2022:1872
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van incidenteel hoger beroep wegens te late indiening
In deze zaak heeft het college van burgemeester en wethouders van Smallingerland incidenteel hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De Centrale Raad van Beroep heeft op 16 augustus 2022 geoordeeld dat het incidenteel hoger beroep niet-ontvankelijk is, omdat het beroepschrift niet tijdig is ingediend. De termijn voor het indienen van een incidenteel hoger beroep bedraagt zes weken, en deze termijn begint te lopen vanaf de dag na verzending van de gronden van het hoger beroep aan de betrokken partij. In dit geval zijn de gronden op 14 december 2021 verzonden, en het incidenteel hoger beroepschrift is pas op 28 januari 2022 ontvangen, terwijl het poststempel op de enveloppe aangeeft dat het op 26 januari 2022 ter post is bezorgd. Hierdoor is vastgesteld dat het beroepschrift te laat is ingediend.
De Raad heeft overwogen dat, hoewel er mogelijkheden zijn voor een nietontvankelijkverklaring te vermijden indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest, de argumenten van appellant niet voldoende waren om aan te tonen dat hij niet in verzuim was. Appellant had een overzicht van de administratie overgelegd, maar dit bewijs was niet overtuigend genoeg om aan te tonen dat het beroepschrift eerder dan 26 januari 2022 ter post was bezorgd. De Raad heeft daarom besloten dat het incidenteel hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk is en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan door rechter E.C.R. Schut, in aanwezigheid van griffier J.E. Eikelenboom, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum. Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden en het bestuursorgaan de mogelijkheid open om binnen zes weken schriftelijk verzet aan te tekenen.