ECLI:NL:CRVB:2022:1741

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
27 juli 2022
Publicatiedatum
10 augustus 2022
Zaaknummer
20/146 WLZ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep niet-ontvankelijk wegens gebrek aan toestemming van de bewindvoerder

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 juli 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellant die zelfstandig hoger beroep had ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De appellant, die onder bewind staat, heeft zijn zaak zonder toestemming van zijn bewindvoerder aanhangig gemaakt. De bewindvoerder, Fidinda CBM B.V., heeft desgevraagd aan de Raad laten weten geen toestemming te geven voor het voeren van deze procedure.

De Centrale Raad van Beroep overweegt dat volgens artikel 8:21 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) natuurlijke personen die onbekwaam zijn om in rechte te staan, vertegenwoordigd moeten worden door hun vertegenwoordiger. In dit geval is niet gebleken dat de appellant in staat is tot een redelijke waardering van zijn belangen, waardoor het hoger beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.

De uitspraak is gedaan door D. Hardonk-Prins, in tegenwoordigheid van P. Boer als griffier, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden en het bestuursorgaan de mogelijkheid open om binnen zes weken schriftelijk verzet te doen.

Uitspraak

Datum uitspraak: 27 juli 2022
20/146 WLZ
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 10 december 2019, 18/6503 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)

CIZ

PROCESVERLOOP

Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
CIZ heeft een verweerschrift ingediend.

OVERWEGINGEN

1. Artikel 8:21, eerste lid, van de Awb bepaalt dat natuurlijke personen, onbekwaam om in rechte te staan, in het geding worden vertegenwoordigd door hun vertegenwoordiger naar burgerlijk recht. In artikel 8:21, tweede lid, van de Awb is bepaald dat de in het eerste lid bedoelde personen zelf in het geding kunnen optreden, indien zij tot een redelijke waardering van hun belangen in staat kunnen worden geacht.
2. Bij beschikking van 18 maart 2015 heeft de kantonrechter van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Leiden, een bewind ingesteld over de (toekomstige) goederen van appellant wegens zijn lichamelijke of geestelijke toestand. Appellant heeft opvolgend verschillende bewindvoerders gehad. Op dit moment is Fidinda CBM B.V. zijn bewindvoerder. Het in deze zaak aan de orde zijnde valt onder dit bewind.
3. Appellant heeft zelfstandig hoger beroep ingesteld. Appellant wordt in deze procedure niet vertegenwoordigd door zijn bewindvoerder. De bewindvoerder heeft de Raad desgevraagd bericht dat hij geen toestemming geeft voor het voeren van deze procedure. Niet gebleken is dat appellant tot een redelijke waardering van zijn belangen in staat kan worden geacht. Gezien het voorgaande is het hoger beroep kennelijk nietontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
4. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door D. HardonkPrins, in tegenwoordigheid van P. Boer als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 27 juli 2022.
(getekend) D. Hardonk-Prins
(getekend) P. Boer
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.