ECLI:NL:CRVB:2022:1741
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep niet-ontvankelijk wegens gebrek aan toestemming van de bewindvoerder
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 juli 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellant die zelfstandig hoger beroep had ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De appellant, die onder bewind staat, heeft zijn zaak zonder toestemming van zijn bewindvoerder aanhangig gemaakt. De bewindvoerder, Fidinda CBM B.V., heeft desgevraagd aan de Raad laten weten geen toestemming te geven voor het voeren van deze procedure.
De Centrale Raad van Beroep overweegt dat volgens artikel 8:21 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) natuurlijke personen die onbekwaam zijn om in rechte te staan, vertegenwoordigd moeten worden door hun vertegenwoordiger. In dit geval is niet gebleken dat de appellant in staat is tot een redelijke waardering van zijn belangen, waardoor het hoger beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.
De uitspraak is gedaan door D. Hardonk-Prins, in tegenwoordigheid van P. Boer als griffier, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden en het bestuursorgaan de mogelijkheid open om binnen zes weken schriftelijk verzet te doen.