ECLI:NL:CRVB:2022:1740
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake intrekking en terugvordering van bijstand wegens waarde woning in het buitenland
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellant, die samen met zijn broers een woning in Egypte bezit. Appellant ontvangt sinds 1 december 2014 bijstand op basis van de Participatiewet. Na een anonieme melding over zijn eigendom in het buitenland, heeft het college van burgemeester en wethouders van Haarlemmermeer een onderzoek ingesteld. Tijdens een gesprek op 5 december 2018 heeft appellant erkend dat hij voor 1/3 eigenaar is van een woning in Egypte, die hij destijds waardeerde op circa € 71.428,-. Het college heeft vervolgens de bijstand over de periode van 1 december 2014 tot en met 31 januari 2016 ingetrokken en een bedrag van € 16.539,36 teruggevorderd.
Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing en een nieuwe taxatie overgelegd, waaruit zou blijken dat de woning slechts 49.000 EGP waard was. Het college heeft het bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaard, maar de intrekking van de bijstand en de terugvordering bleven van kracht. Appellant heeft hiertegen beroep ingesteld, maar de rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard. In hoger beroep is uitsluitend de waarde van de woning in geschil. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de eerste taxatie, waar het college van uitging, niet ongeloofwaardig is en dat de latere taxaties niet de bewijskracht hebben die appellant eraan wenst toe te kennen. Het hoger beroep wordt afgewezen en de eerdere uitspraak wordt bevestigd.