ECLI:NL:CRVB:2022:1711
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de niet-ontvankelijkheid van bezwaar tegen e-mailbericht van staatssecretaris inzake functiewaardering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 juli 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De appellant, een gewezen militair ambtenaar, had bezwaar gemaakt tegen een e-mailbericht van de staatssecretaris van Defensie, waarin uitleg werd gegeven over de functiewaardering van zijn functie. De staatssecretaris had het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard, omdat het e-mailbericht volgens hem geen besluit was in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank had deze beslissing van de staatssecretaris bevestigd.
De Raad oordeelde dat het e-mailbericht van 28 oktober 2019 geen publiekrechtelijke rechtshandeling bevatte en niet gericht was op rechtsgevolg. Het bericht gaf enkel een nadere uitleg over een eerder genomen besluit van 15 maart 2019, waarin de functiewaardering was aangepast. De Raad concludeerde dat de staatssecretaris het bezwaar terecht niet-ontvankelijk had verklaard, omdat er geen sprake was van een besluit waartegen bezwaar kon worden gemaakt. De inhoudelijke beroepsgronden van de appellant werden niet verder besproken, aangezien de niet-ontvankelijkheid al vaststond.
De uitspraak bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.