ECLI:NL:CRVB:2022:1680
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstandsuitkering wegens schending inlichtingenverplichting
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 juli 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de intrekking en terugvordering van een bijstandsuitkering van appellante, die in de nachtopvang verbleef. Appellante ontving vanaf 12 februari 2019 bijstand op grond van de Participatiewet (PW) naar de norm voor een alleenstaande. Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam heeft de bijstandsverlening opgeschort en later ingetrokken, omdat appellante niet had gemeld dat zij vanaf 28 mei 2019 niet meer in de nachtopvang verbleef. Het college heeft vastgesteld dat appellante op 27 mei 2019 voor het laatst in de nachtopvang verbleef, maar zij heeft geen informatie verstrekt over haar verblijfplaats na deze datum. Hierdoor heeft zij haar inlichtingenverplichting geschonden.
De rechtbank Rotterdam heeft het beroep van appellante tegen het besluit van het college ongegrond verklaard. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat zij de inlichtingenverplichting heeft geschonden, omdat het college zelf over de benodigde informatie beschikte. De Raad heeft echter geoordeeld dat appellante niet aannemelijk heeft gemaakt waar zij sinds 28 mei 2019 verbleef en dat het college terecht heeft gesteld dat de inlichtingenverplichting niet is nageleefd. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het hoger beroep niet slaagt.
De uitspraak benadrukt het belang van de inlichtingenverplichting voor bijstandsontvangers en de gevolgen van het niet voldoen aan deze verplichting. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.