ECLI:NL:CRVB:2022:16
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. drs. M.J.G. Schroeder, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De rechtbank had op 4 augustus 2021 uitspraak gedaan in de zaken 21/2011 en 21/2080, waarbij de rechtbank de appellante niet-ontvankelijk had verklaard. De Centrale Raad van Beroep heeft op 4 januari 2022 geoordeeld dat het hoger beroepschrift niet tijdig is ingediend. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken en begint te lopen vanaf de dag na de bekendmaking van de uitspraak. In dit geval was de uitspraak op 4 augustus 2021 aan de partijen bekendgemaakt, en het beroepschrift was pas op 27 september 2021 ingediend, wat buiten de termijn viel.
De gemachtigde van appellante heeft aangevoerd dat hij het beroepschrift op de laatste dag van de termijn, 15 september 2021, ter post heeft bezorgd. Echter, de Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de argumenten van de gemachtigde niet voldoende waren om aan te tonen dat het beroepschrift tijdig was ingediend. De enkele stempels op de retourenvelop en de verklaring van de gemachtigde waren niet overtuigend genoeg om aan te tonen dat er geen sprake was van verzuim. De Raad concludeerde dat het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak werd gedaan door E.C.R. Schut, met P.A.M. Hulsdouw als griffier, en is openbaar uitgesproken op 4 januari 2022. Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden en het bestuursorgaan de mogelijkheid open om binnen zes weken schriftelijk verzet aan te tekenen.