ECLI:NL:CRVB:2022:157

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
25 januari 2022
Publicatiedatum
25 januari 2022
Zaaknummer
20/2817 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag om bijstand op basis van onvoldoende duidelijkheid over financiële situatie in Roemenië

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 januari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de afwijzing van een aanvraag om bijstand door het college van burgemeester en wethouders van Tilburg. De appellant, die eind 2017 naar Roemenië was verhuisd en in oktober 2019 naar Nederland terugkeerde, had op 16 januari 2020 een aanvraag om bijstand ingevolge de Participatiewet ingediend. Tijdens het meldingsgesprek op 22 januari 2020 gaf hij aan dat hij in Roemenië bij zijn vriendin woonde en beschikte over zwarte inkomsten. Het college verzocht appellant om aanvullende informatie en bewijsstukken over zijn financiële situatie, maar hij kon geen controleerbare gegevens overleggen.

Het college heeft de aanvraag afgewezen op 21 februari 2020, omdat appellant onvoldoende duidelijkheid had verschaft over zijn financiële situatie, waardoor niet kon worden vastgesteld of hij in bijstandbehoevende omstandigheden verkeerde. De rechtbank Zeeland-West-Brabant verklaarde het beroep tegen deze afwijzing ongegrond. In hoger beroep voerde appellant aan dat de gegevens over zijn financiële situatie in Roemenië niet meer relevant waren, maar de Raad oordeelde dat het college deze informatie wel degelijk nodig had voor de beoordeling van de eerste aanvraag.

De Raad concludeerde dat appellant niet aan zijn bewijslast had voldaan en dat de afwijzing van de aanvraag om bijstand terecht was. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

20 2817 PW

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 10 juli 2020, BRE 20/6756 PW en 20/6615 PW (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Tilburg (college)
Datum uitspraak: 25 januari 2022

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. J.L.A.M. van Os, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 december 2021. Appellant en
mr. Van Os hebben via videobellen deelgenomen aan de zitting. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door M.H.H. Ligtenberg.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellant is eind 2017 (weer) in Roemenië gaan wonen. Hij is in oktober 2019 naar Nederland teruggekomen en staat sinds 22 oktober 2019 ingeschreven op het woonadres van zijn zus in de gemeente [gemeente] .
1.2.
Op 16 januari 2020 heeft appellant zich gemeld voor het doen van een aanvraag (eerste aanvraag) om bijstand ingevolge de Participatiewet (PW) omdat hij terug is in Nederland en het geld dat hij nog had, op is. Tijdens het meldingsgesprek op 22 januari 2020 heeft appellant onder meer verklaard dat hij in Roemenië bij zijn toenmalige vriendin woonde en dat hij beschikte over zwarte inkomsten die hij had ontvangen voor hulp aan een vriend die handelde in auto’s.
1.3.
Het college heeft appellant bij brieven van 23 januari 2020 en 7 februari 2020 verzocht om aanvullende informatie. Het college heeft, voor zover hier nog relevant, verzocht om controleerbare en objectieve bewijsstukken waaruit blijkt hoe appellant in de periode vanaf
1 januari 2018 zonder inkomsten in zijn levensonderhoud heeft kunnen voorzien. Onder andere is gevraagd om bewijs van beëindiging van de bankrekening in Roemenië.
1.4.
Bij besluit van 21 februari 2020, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 16 april 2020 (bestreden besluit), heeft het college de eerste aanvraag van appellant afgewezen. Aan het bestreden besluit ligt ten grondslag dat appellant onvoldoende duidelijkheid heeft verschaft over zijn financiële situatie voorafgaand aan de bijstandsaanvraag waardoor niet is vast te stellen of appellant in bijstandbehoevende omstandigheden verkeert. Appellant heeft onder meer niet onderbouwd op welke wijze hij voorafgaand aan de bijstandsaanvraag in Roemenië in zijn levensonderhoud heeft voorzien. Van zijn Roemeense bankrekening heeft appellant geen afschriften ingeleverd en op zijn Nederlandse bankrekening zijn geen transacties te zien.
1.5.
Naar aanleiding van een derde aanvraag heeft het college aan appellant met ingang van 19 augustus 2020 bijstand toegekend.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. In hoger beroep heeft appellant zich op de hierna te bespreken gronden tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
De te beoordelen periode loopt van 16 januari 2020, de datum waarop appellant zich heeft gemeld om bijstand aan te vragen, tot en met 21 februari 2020, de datum van het afwijzingsbesluit.
4.2.
Het gaat in dit geding om een besluit tot afwijzing van een aanvraag om bijstand. Iemand die bijstand aanvraagt moet aannemelijk maken dat hij recht heeft op bijstand. De bewijslast van de bijstandbehoevendheid rust dus in beginsel op de aanvrager. Een aanvrager moet daarom feiten en omstandigheden aannemelijk maken die duidelijkheid geven over zijn woon- en leefsituatie en over zijn financiële situatie. Daarna moet de bijstandverlenende instantie in het kader van de onderzoeksplicht deze inlichtingen op juistheid en volledigheid controleren. Indien een aanvrager niet aan de inlichtingen- of medewerkingsverplichting voldoet, is dit een grond voor weigering van de bijstand indien als gevolg daarvan het recht op bijstand niet kan worden vastgesteld.
4.3.
Appellant heeft -naar de Raad begrijpt- aangevoerd dat gegevens over zijn financiële situatie in Roemenië niet meer relevant zijn vanwege het tijdverloop sinds het einde van zijn verblijf daar en de eerste aanvraag om bijstand. Dit blijkt ook uit de toekenning van bijstand met ingang van 19 augustus 2020. Deze grond slaagt niet.
4.3.1.
Dat het college bij de beoordeling van de derde aanvraag om bijstand niet meer heeft gekeken naar de periode dat appellant in Roemenië verbleef, omdat sinds dat verblijf inmiddels geruime tijd was verstreken, betekent niet dat het college die periode ook al bij de beoordeling van de eerste aanvraag buiten beschouwing moest laten. Gelet op de lange tijd die appellant voorafgaand aan de eerste aanvraag zonder enige bekende bron van inkomsten in Roemenië heeft verbleven kon het college voor de beoordeling van die eerste aanvraag, vragen om de in 1.3 bedoelde bewijsstukken.
4.4.
Appellant heeft verder aangevoerd dat hij al het mogelijke heeft gedaan om duidelijkheid te verschaffen over zijn Roemeense bankrekening, over het onderhoud door zijn vriendin in Roemenië en over de inkomsten uit vervoer van auto’s. Ook deze beroepsgrond treft geen doel.
4.4.1.
Niet in geschil is dat appellant in september 2020 mailberichten heeft overgelegd waaruit blijkt dat zijn bankrekening in Roemenië in 2015 is opgeheven. Dit niet neemt niet weg dat appellant over zijn financiële situatie in Roemenië alleen maar zelf verklaringen heeft afgelegd en deze op geen enkele wijze nader aannemelijk heeft gemaakt. Dit betekent dat appellant onvoldoende duidelijkheid heeft verschaft over zijn financiële situatie in Roemenië waardoor het recht op bijstand niet is vast te stellen. Dit leidt al tot de conclusie dat het college de aanvraag om bijstand terecht heeft afgewezen.
4.5.
Uit 4.3 tot en met 4.4.1 volgt dat het hoger beroep niet slaagt.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M. van Paridon, in tegenwoordigheid van B. van Dijk als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 25 januari 2022.
(getekend) M. van Paridon
(getekend) B. van Dijk