ECLI:NL:CRVB:2022:1428
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de rechtmatigheid van een terugvorderingsbesluit door de Sociale verzekeringsbank
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 juni 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een besluit van de Sociale verzekeringsbank (Svb) van 10 november 2021, waarbij een AIO-uitkering over de periode van 1 november 2011 tot en met 28 juni 2016 werd teruggevorderd. De Raad had eerder, op 12 oktober 2021, een uitspraak gedaan waarin de rechtbank Zeeland-West-Brabant werd gecorrigeerd en het besluit van de Svb uit 2017 werd vernietigd. De Raad had de Svb opgedragen om een nieuw besluit te nemen op bezwaar tegen het terugvorderingsbesluit van 8 juni 2017.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de omvang van het geding beperkt was tot de vraag of de Svb op de juiste wijze uitvoering had gegeven aan de eerdere uitspraak. De Raad concludeerde dat de Svb dit correct had gedaan en dat de nieuwe berekening van de terugvordering over de periode in geding juist was. Appellant had geen gronden aangevoerd tegen de nieuwe berekening, waardoor het beroep ongegrond werd verklaard.
De uitspraak benadrukt het belang van de rechtszekerheid en de noodzaak voor de Svb om de eerdere uitspraken van de Raad correct op te volgen. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten, en de beslissing werd in het openbaar uitgesproken.