ECLI:NL:CRVB:2022:1295
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep niet-ontvankelijk wegens niet tijdig betalen griffierecht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 7 juni 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep met zaaknummer 21/3560 PW. Het hoger beroep was ingesteld door appellant, vertegenwoordigd door mr. N. Talhaoui, tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 20 augustus 2021. De Centrale Raad oordeelde dat het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk was omdat het griffierecht van € 134,- niet tijdig was betaald. De gemachtigde van appellant was herhaaldelijk gewezen op de verplichting tot betaling van het griffierecht, met duidelijke termijnen voor betaling. Ondanks deze waarschuwingen is het griffierecht niet binnen de gestelde termijn voldaan. De Raad concludeerde dat er op basis van de beschikbare gegevens redelijkerwijs niet kon worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim was geweest. Hierdoor kon het hoger beroep niet inhoudelijk worden behandeld. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door E.C.R. Schut, in aanwezigheid van griffier K.R. van Renswoude, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.