ECLI:NL:CRVB:2022:1266

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
24 mei 2022
Publicatiedatum
13 juni 2022
Zaaknummer
20/415 PW-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging en terugvordering van de aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO) op basis van vermogen boven de vermogensgrens

In deze zaak gaat het om de beëindiging van de aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO) van de appellant op grond van de Participatiewet, met ingang van 1 juni 2018. Daarnaast is er sprake van de intrekking en terugvordering van de kosten van de AIO over de periode van 4 juni 2009 tot en met 31 mei 2018, tot een bedrag van € 15.665,85. Dit alles is gebaseerd op de grond dat de appellant beschikte over te veel vermogen. De rechtbank heeft de besluitvorming met betrekking tot de beëindiging en terugvordering in stand gelaten.

Tijdens de zitting heeft de appellant herhaald dat hij door beperkingen op grond van regels van ruimtelijke ordening het onroerend goed niet (goed) kan vervreemden, en dat hij dus niet redelijkerwijs over dit vermogen kan beschikken. Ter zitting is echter komen vast te staan dat er tussen partijen geen geschil meer bestaat over het feit dat het onroerend goed, waarvan de waarde voor de lokale belasting in Turkije € 101.141,46 was, vervreemd kan worden. Wel is vastgesteld dat dit mogelijk moeilijk zal zijn, dat het langer kan duren en dat de verkoopprijs wellicht lager zal zijn dan vergelijkbaar onroerend goed zonder dergelijke beperkingen.

Gelet op deze omstandigheden kan de grond van de appellant in hoger beroep en beroep niet meer slagen, en behoeft de besluitvorming geen verdere beoordeling. De Centrale Raad van Beroep heeft daarom het hoger beroep afgewezen en de aangevallen uitspraak bevestigd, evenals het beroep tegen het invorderingsbesluit, dat ongegrond is verklaard.

Uitspraak

20/415 PW-PV, 20/416 PW-PV en 21/150 PW-PV
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 24 december 2019, 19/924 en 19/2837 (aangevallen uitspraak) en het beroep tegen het besluit van 5 oktober 2020
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
Datum uitspraak: 24 mei 202
Zitting heeft: mr. O.L.H.W.I. Korte
Griffier: B. van Dijk
Ter zitting is namens appellant verschenen mr. M.I. Bal. Namens de Svb is verschenen mr. N. Zuidersma.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep
  • bevestigt de aangevallen uitspraak;
  • verklaart het hoger beroep tegen het bijkomende besluit van 5 oktober 2020 ongegrond.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
Het gaat in deze zaak om (1) een beëindiging van de aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO) van appellant op grond van de Participatiewet met ingang van 1 juni 2018, om (2) de intrekking en terugvordering van de kosten van die AIO over de periode van 4 juni 2009 tot en met 31 mei 2018 tot een bedrag van € 15.665,85, (1) en (2) beide op de grond dat appellant beschikte over te veel vermogen, en om (3) een bijkomend besluit in de zin van artikel 4:125 van de Algemene wet bestuursrecht over de invordering van de terugvordering. De rechtbank heeft de besluitvorming onder (1) en (2) in stand gelaten.
Appellant heeft in hoger beroep en beroep herhaald dat hij door beperkingen op grond van regels van ruimtelijke ordening het onroerend goed niet (goed) kan vervreemden, en dat hij dus niet redelijkerwijs over dit vermogen kan beschikken.
Ter zitting is komen vast te staan dat tussen partijen niet langer in geschil is dat het onroerende goed waar het in geding over gaat en waarvan de waarde voor de lokale belasting in Turkije op 4 oktober 2016 € 101.141,46 was, vervreemd kan worden, dat dat mogelijk moeilijk zal zijn, dat dat langer gaat duren en dat de verkoopprijs wellicht lager is dan vergelijkbaar onroerend goed dat niet een zodanige beperking heeft. Gelet hierop kan de grond van appellant in hoger beroep en beroep niet meer slagen en behoeft de besluitvorming geen verdere beoordeling meer.
Gelet hierop volgt dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd en dat het beroep tegen het invorderingsbesluit ongegrond is.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier Het lid van de enkelvoudige kamer
(getekend) B. van Dijk (getekend) O.L.H.W.I. Korte