ECLI:NL:CRVB:2022:1265
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van bijstand met betrekking tot schending van de inlichtingenverplichting
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 31 mei 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Rotterdam van 7 augustus 2020. De appellant, die bijstand ontving, heeft de inlichtingenverplichting geschonden door geen melding te maken van stortingen en bijschrijvingen op zijn bankrekening. Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam heeft de bijstand van de appellant herzien over de periode van 1 februari 2018 tot en met 28 februari 2019 en heeft een bedrag van € 4.356,74 teruggevorderd. Tevens is er een boete van € 610,- opgelegd wegens de schending van de inlichtingenverplichting. De rechtbank heeft geoordeeld dat alle periodieke betalingen, ongeacht de vorm, als inkomen van de bijstandsontvanger worden aangemerkt. De appellant heeft in hoger beroep nagenoeg dezelfde gronden aangevoerd als in beroep, maar de Raad heeft geoordeeld dat de rechtbank gemotiveerd op deze gronden is ingegaan. De Raad bevestigt dat het college terecht heeft vastgesteld dat de appellant de inlichtingenverplichting heeft geschonden en dat de opgelegde boete evenredig is, rekening houdend met de draagkracht van de appellant. Het hoger beroep is afgewezen en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.