ECLI:NL:CRVB:2022:1206
Centrale Raad van Beroep
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk verklaard wegens niet tijdig betalen griffierecht
In deze zaak heeft verzoeker hoger beroep ingesteld en een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening gedaan. De Centrale Raad van Beroep heeft op 31 mei 2022 uitspraak gedaan. De zaak betreft de niet-ontvankelijkheid van het verzoek omdat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn is voldaan. Verzoeker is in kennis gesteld van de verplichting om het griffierecht te betalen en heeft meerdere herinneringen ontvangen, maar heeft niet tijdig gereageerd of het verschuldigde bedrag voldaan.
De Raad heeft overwogen dat ingevolge artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) de voorzieningenrechter op verzoek een voorlopige voorziening kan treffen, maar dat hiervoor voldaan moet worden aan de voorwaarden, waaronder het tijdig betalen van het griffierecht. Verzoeker heeft geen bewijs geleverd van betalingsonmacht en heeft niet tijdig de gevraagde informatie verstrekt. Hierdoor kon de gestelde betalingsonmacht niet worden vastgesteld.
De Centrale Raad van Beroep heeft geconcludeerd dat het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk moet worden verklaard op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Awb. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door E.C.R. Schut, in tegenwoordigheid van griffier E. Blijleven-de Vries, en is openbaar uitgesproken op 31 mei 2022.