ECLI:NL:CRVB:2022:1206

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
31 mei 2022
Publicatiedatum
7 juni 2022
Zaaknummer
21/4517 PW-VV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk verklaard wegens niet tijdig betalen griffierecht

In deze zaak heeft verzoeker hoger beroep ingesteld en een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening gedaan. De Centrale Raad van Beroep heeft op 31 mei 2022 uitspraak gedaan. De zaak betreft de niet-ontvankelijkheid van het verzoek omdat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn is voldaan. Verzoeker is in kennis gesteld van de verplichting om het griffierecht te betalen en heeft meerdere herinneringen ontvangen, maar heeft niet tijdig gereageerd of het verschuldigde bedrag voldaan.

De Raad heeft overwogen dat ingevolge artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) de voorzieningenrechter op verzoek een voorlopige voorziening kan treffen, maar dat hiervoor voldaan moet worden aan de voorwaarden, waaronder het tijdig betalen van het griffierecht. Verzoeker heeft geen bewijs geleverd van betalingsonmacht en heeft niet tijdig de gevraagde informatie verstrekt. Hierdoor kon de gestelde betalingsonmacht niet worden vastgesteld.

De Centrale Raad van Beroep heeft geconcludeerd dat het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk moet worden verklaard op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Awb. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door E.C.R. Schut, in tegenwoordigheid van griffier E. Blijleven-de Vries, en is openbaar uitgesproken op 31 mei 2022.

Uitspraak

Datum uitspraak: 31 mei 2022
21/4517-VV
Centrale Raad van Beroep
Voorzieningenrechter
Uitspraak op het verzoek om toepassing van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht in het geding tussen:
Partijen:
[verzoeker] te [woonplaats] (verzoeker)
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam

PROCESVERLOOP

Verzoeker heeft hoger beroep ingesteld en ook een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening gedaan.

OVERWEGINGEN

Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zijn onder meer de artikelen 8:81, 8:82, en artikel 8:83 van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Ingevolge artikel 8:81 in samenhang met artikel 8:104 van de Awb, kan als tegen een uitspraak van de rechtbank of van de voorzieningenrechter van de rechtbank hoger beroep bij de Raad is ingesteld, de voorzieningenrechter van de Raad op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed gelet op de betrokken belangen dat vereist.
Artikel 8:82, eerste lid, van de Awb bepaalt dat van de verzoeker een griffierecht wordt geheven. Ingevolge artikel 8:82, derde lid, is artikel 8:41, derde tot en met zesde lid, van de Awb van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de termijn voor de bijschrijving of storting van het griffierecht in beginsel twee weken bedraagt.
Bij brief van 27 december 2021 is verzoeker meegedeeld dat zijn brief van 16 december 2021 wordt opgevat als een beroep op betalingsonmacht, en is hij gewezen op de criteria die gelden voor het aannemen van betalingsonmacht. Verzoeker is een termijn van twee weken gegeven om door middel van het invullen en retourneren van het bij de brief gevoegde formulier te reageren op voornoemde brief. Daarbij is verzoeker erop gewezen dat het beroep op betalingsonmacht wordt afgewezen als het formulier niet op tijd is teruggestuurd, niet compleet is ingevuld en/of gegevens ontbreken en dat er geen gelegenheid is tot aanvulling van het formulier of de gegevens.
Hierop heeft verzoeker niet gereageerd.
Bij brief van 24 februari 2022 is verzoeker meegedeeld dat het verzoek om betalingsonmacht wordt afgewezen omdat verzoeker niet (op tijd) heeft voldaan aan het verzoek om informatie, en dat verzoeker een (nieuwe) nota/herinnering van het griffierecht zal ontvangen. Daarbij is erop gewezen dat het niet of niet op tijd betalen van het griffierecht ertoe kan leiden dat het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk wordt verklaard en dus niet inhoudelijk wordt behandeld.
Bij brief van 26 februari 2022 is verzoeker erop gewezen dat verzoeker ter zake van het ingediende verzoek een griffierecht van € 134,- is verschuldigd, welk bedrag binnen 14 dagen na dagtekening van die brief moet zijn voldaan.
Bij aangetekende brief van 13 maart 2022 is verzoeker nogmaals gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en is medegedeeld dat het verschuldigde bedrag binnen één week na de dagtekening moet zijn bijgeschreven op de in die brief genoemde bankrekening. Daarbij is er nogmaals op gewezen dat als verzoeker het griffierecht niet op tijd betaalt, hij er rekening mee moet houden dat het verzoek om voorlopige voorziening niet inhoudelijk zal worden behandeld.
Het griffierecht is niet binnen die termijn voldaan.
In zijn brief van 20 maart 2022, bij de Raad ingekomen op 24 maart 2022, heeft verzoeker nog te kennen gegeven dat het niet verstrekken van informatie geen geldige reden is om zijn beroep op betalingsonmacht af te wijzen. Met een enkel telefoontje naar de gemeente zou duidelijk kunnen worden dat sprake is van langdurige betalingsonmacht, Dit kan verzoeker niet baten. Het is aan verzoeker om aannemelijk te maken dat hij voldoet aan de voorwaarde voor vrijstelling van het griffierecht. Door desgevraagd geen financiële gegevens te overleggen kan de door hem gestelde betalingsonmacht niet worden vastgesteld.
Het verzoek om voorlopige voorziening te treffen moet dan ook kennelijk niet-ontvankelijk worden verklaard met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van de Awb.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzoek niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door E.C.R. Schut, in tegenwoordigheid van E. Blijleven-de Vries als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 31 mei 2022.
(getekend) E.C.R. Schut
(getekend) E. Blijleven-de Vries