ECLI:NL:CRVB:2022:1198
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- D. Hardonk-Prins
- P. Boer
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake maatwerkvoorziening opvang op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
In deze zaak heeft appellante zich bij het college gemeld voor een maatwerkvoorziening opvang op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). Het college heeft op 30 oktober 2019 en later op 18 maart 2020 besloten om deze aanvraag te weigeren, met als argument dat appellante in staat is om zelf in haar eigen woonbehoeften te voorzien. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond verklaard, en appellante heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.
De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat appellante in hoger beroep geen nieuwe of andere gronden heeft aangevoerd die de rechtbank tot een ander oordeel hadden moeten brengen. De Raad heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en geconcludeerd dat het hoger beroep niet slaagt. De rechtbank had voldoende gemotiveerd waarom de aanvraag van appellante niet kon worden toegewezen, en de Raad heeft de aangevallen uitspraak bevestigd.
De Raad heeft ook opgemerkt dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten, wat betekent dat de kosten voor de procedure niet door een van de partijen hoeven te worden vergoed. De uitspraak is openbaar gedaan op 11 mei 2022.