ECLI:NL:CRVB:2022:1192
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens niet tijdig betalen griffierecht
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De Centrale Raad van Beroep heeft op 19 mei 2022 uitspraak gedaan in de zaak met nummer 21/3710 ANW. De procedure betreft de verschuldigdheid van het griffierecht, dat volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) moet worden betaald door de indiener van het beroepschrift. Appellante is bij brief van 21 oktober 2021 geïnformeerd over het verschuldigde griffierecht van € 134,- en is verzocht dit bedrag binnen 28 dagen te betalen. Een tweede herinnering volgde op 21 november 2021, waarin appellante wederom werd gewezen op de verplichting tot betaling van het griffierecht en de consequenties van het niet tijdig betalen. Ondanks deze waarschuwingen heeft appellante het griffierecht niet binnen de gestelde termijn voldaan.
De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat er op basis van de beschikbare gegevens niet kan worden geoordeeld dat appellante niet in verzuim is geweest. Hierdoor is het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, wat betekent dat de zaak niet inhoudelijk behandeld zal worden. De uitspraak is gedaan door M.A.H. van Dalen-van Bekkum, met K.R. van Renswoude als griffier. De beslissing is openbaar uitgesproken op 19 mei 2022. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, en belanghebbenden hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet te doen.