Uitspraak
21.1398 MAW
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade af.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 april 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de afwijzing van zijn verzoek om herwaardering van de functie van medewerker buitenland. Appellant, vertegenwoordigd door mr. P.H.A. Jacobs, had eerder een verzoek ingediend bij de commandant van de Koninklijke Marechaussee, dat was afgewezen. De commandant stelde dat de werkzaamheden van de functie van medewerker buitenland niet vergelijkbaar waren met die van de medewerker GGC, waar appellant naar verwees. De Raad oordeelde dat de minister terecht had gesteld dat de functies niet vergelijkbaar waren, omdat de werkzaamheden in beide functies wezenlijk verschilden. Appellant had aangevoerd dat hij in zijn functie ook taken van de medewerker GGC had waargenomen, maar de Raad oordeelde dat dit incidentele waarnemen niet betekende dat de werkzaamheden van de functie van medewerker GGC tot zijn taken behoorden. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag, die het beroep van appellant ongegrond had verklaard. Het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen, en er werd geen veroordeling in de proceskosten uitgesproken.