ECLI:NL:CRVB:2022:1082
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens niet-betaling griffierecht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 april 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellanten, [betrokkene 1] en [betrokkene 2], tegen het dagelijks bestuur van de Regionale Dienst Werk en Inkomen. De zaak betreft de niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep omdat het griffierecht niet tijdig is betaald. Appellanten waren op de hoogte gesteld van de verschuldigdheid van het griffierecht van € 134,- en kregen de gelegenheid om dit bedrag binnen een bepaalde termijn te voldoen. Ondanks herhaalde aanmaningen hebben appellanten het griffierecht niet binnen de gestelde termijn betaald. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat er op basis van de beschikbare gegevens niet kan worden vastgesteld dat appellanten niet in verzuim zijn geweest. Hierdoor werd het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, zonder dat verder onderzoek nodig was. De uitspraak is gedaan door rechter E.C.R. Schut, in aanwezigheid van griffier K.R. van Renswoude, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.