In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 april 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam. De appellant, die sinds 2013 een ouderdomspensioen ontvangt, had in 2016 een aanvraag ingediend voor een aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO-aanvulling). Bij deze aanvraag heeft hij verzuimd te melden dat hij onroerend goed bezit in Suriname. De Sociale verzekeringsbank (Svb) heeft de AIO-aanvulling ingetrokken, omdat de appellant zijn inlichtingenverplichting heeft geschonden door deze informatie niet te verstrekken. De Raad heeft vastgesteld dat de waarde van het onroerend goed niet kon worden vastgesteld, waardoor het recht op AIO-aanvulling niet kon worden vastgesteld. De Raad oordeelt dat de appellant niet ontslagen kan worden van zijn verplichting om onroerend goed te melden, ook al had hij dit eerder in 2013 gedaan. De rechtbank heeft het beroep van de appellant ongegrond verklaard, en de Raad bevestigt deze uitspraak. De Raad wijst erop dat de appellant in 2017 en 2018 opnieuw is gewezen op zijn meldingsplicht, maar geen melding heeft gemaakt van het onroerend goed. De Raad komt tot de conclusie dat het hoger beroep van de appellant niet slaagt en bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank.