ECLI:NL:CRVB:2022:1078

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
22 april 2022
Publicatiedatum
17 mei 2022
Zaaknummer
21/2124 ONBEK
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de Centrale Raad van Beroep in geschil met Essent N.V. over bestuursrechtelijke aangelegenheden

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 april 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg. De appellante had hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank, die zich onbevoegd had verklaard in een geschil met Essent N.V. over de levering van gas en elektra. De rechtbank oordeelde dat de civiele rechter bevoegd was, omdat Essent N.V. niet als bestuursorgaan kan worden aangemerkt volgens artikel 1:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Centrale Raad van Beroep bevestigde deze beslissing en stelde dat Essent N.V. niet voldoet aan de voorwaarden om als bestuursorgaan te worden aangemerkt, aangezien het bedrijf niet is ingesteld op grond van publiekrecht en niet met openbaar gezag is bekleed. Hierdoor kunnen besluiten van Essent N.V. niet worden aangemerkt als besluiten in de zin van de Awb, waartegen beroep kan worden ingesteld bij de bestuursrechter. De Raad merkte op dat appellante zich in dit geval kan wenden tot de civiele rechter voor haar geschil met Essent N.V. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier M.E. van Donk en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

21.2124 ONBEK.

Datum uitspraak: 22 april 2022
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 25 mei 2021, 20/3059 (aangevallen uitspraak)
Partij:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft – deels digitaal – plaatsgevonden op 11 maart 2022. Appellante is verschenen. Het geding is gevoegd behandeld met de zaak 21/2123 AOW. Na de behandeling zijn de gedingen weer gesplitst en zal afzonderlijk uitspraak worden gedaan.

OVERWEGINGEN

1. Appellante heeft op 22 november 2020, als nieuwe vordering bij het geding dat heeft geleid tot de zaak 21/2123 AOW, bij de bestuursrechter van de rechtbank een zaak aanhangig gemaakt tegen Essent N.V.. In de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank zich onbevoegd verklaard, omdat niet de bestuursrechter, maar de civiele rechter bevoegd is in dit geschil.
2. In hoger beroep stelt appellante in essentie dat zij haar geschil met Essent N.V. beslecht wil zien.
3.1.
Er bestaat geen aanleiding de aangevallen uitspraak voor onjuist te houden. Uit de stukken en uit de behandeling ter zitting blijkt dat appellante van mening is dat Essent N.V. onjuiste bedragen heeft geïnd en op een onjuiste manier de administratie verzorgt in het kader van de levering van gas en elektra op haar adres.
3.2.
Op grond van artikel 1:1, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) moet eerst vastgesteld worden of Essent N.V. voldoet aan de voorwaarden om als bestuursorgaan aangemerkt te worden, want alleen tegen besluiten van een bestuursorgaan kan bij de bestuursrechter opgekomen worden. Een bestuursorgaan is op grond van het publiekrecht ingesteld, dan wel met enig openbaar gezag bekleed. Essent N.V., als leverancier van gas en elektra, voldoet niet aan één van deze voorwaarden. Nu Essent N.V. geen bestuursorgaan is, kunnen beslissingen van deze rechtspersoon niet aangemerkt worden als een besluit in de zin van de Awb waartegen bij de bestuursrechter opgekomen kan worden. De Raad is, evenals de bestuursrechter van de rechtbank, dus onbevoegd in dit geschil een inhoudelijke uitspraak te doen. Appellante kan zich ter zake van haar geschil met Essent N.V. desgewenst wenden tot de civiele rechter.
3.3.
Ter informatie voor appellante merkt de Raad op dat Essent N.V. een rechtspersoon is, die in rechte aangesproken kan worden. Voor de noodzakelijke gegevens over dit bedrijf kan appellante zich wenden tot de Kamer van Koophandel.
3.4.
Uit 3.1 tot en met 3.3 volgt dat de aangevallen uitspraak bevestigd zal worden.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door T.L. de Vries in tegenwoordigheid van M.E. van Donk als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 22 april 2022.
(getekend) T.L. de Vries
(getekend) M.E. van Donk