ECLI:NL:CRVB:2022:106
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling na intrekking hoger beroep door college van burgemeester en wethouders van Geertruidenberg
Op 18 januari 2022 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 19/4108 PW. Deze uitspraak betreft een hoger beroep dat was ingesteld door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Geertruidenberg. Het hoger beroep werd echter ingetrokken op 8 september 2021. Namens de betrokkene, die in deze zaak betrokken was, heeft advocaat mr. C. van Aken verzocht om het college te veroordelen in de proceskosten. Het college heeft een verweerschrift ingediend, maar het onderzoek ter zitting is achterwege gelaten op basis van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Raad heeft vervolgens het onderzoek gesloten.
De Centrale Raad van Beroep heeft overwogen dat, volgens artikel 8:118, eerste lid, van de Awb, in geval van intrekking van het hoger beroep door het bestuursorgaan, het bestuursorgaan op verzoek van een partij kan worden veroordeeld in de proceskosten. De Raad heeft geoordeeld dat er aanleiding is om het college te veroordelen in de kosten die de betrokkene redelijkerwijs heeft moeten maken in verband met de behandeling van het hoger beroep. De kosten zijn begroot op € 759,-, wat overeenkomt met 1 punt voor het indienen van het verweerschrift in hoger beroep voor verleende rechtsbijstand.
De beslissing van de Centrale Raad van Beroep houdt in dat het college van burgemeester en wethouders van Geertruidenberg wordt veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de betrokkene, tot een bedrag van € 759,-. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken en ondertekend door E.C.R. Schut, met K.R. van Renswoude als griffier.