ECLI:NL:CRVB:2022:1031
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing bijzondere bijstand voor kosten woninginrichting
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 mei 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. De appellant, die sinds mei 2013 bijstand ontvangt, had bijzondere bijstand aangevraagd voor de kosten van woninginrichting na het accepteren van een eengezinswoning. De aanvraag werd afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Helmond, omdat de inrichtingskosten als incidentele algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan worden beschouwd, die in principe uit het inkomen op bijstandsniveau moeten worden voldaan. De Raad oordeelde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die de aanvraag rechtvaardigden. De appellant had niet aangetoond dat hij niet in staat was om de kosten te reserveren of te voldoen uit zijn bijstandsinkomen. De Raad concludeerde dat de verhuizing niet plotseling of onvoorzienbaar was, aangezien de appellant al vijf jaar als woningzoekende stond ingeschreven. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen veroordeling in de proceskosten uitgesproken.