ECLI:NL:CRVB:2022:1003

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
13 mei 2022
Publicatiedatum
12 mei 2022
Zaaknummer
20/374 WMO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het hoger beroep inzake de afwijzing van een maatwerkvoorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 april 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Limburg. De appellant, die lijdt aan een neurologische aandoening en psychische klachten, had verzocht om een maatwerkvoorziening voor individuele begeleiding bij dagbesteding op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo 2015). Het college van burgemeester en wethouders van Venlo had dit verzoek afgewezen, onder verwijzing naar een medisch advies van Treve Advies. De rechtbank had het beroep van de appellant ongegrond verklaard, wat de appellant in hoger beroep aanvecht.

De Raad heeft het oordeel van de rechtbank onderschreven en voegt hieraan toe dat de appellant in hoger beroep geen nieuwe argumenten heeft aangedragen die de eerdere afwijzing zouden kunnen onderbouwen. De Raad heeft vastgesteld dat de appellant niet in staat was om de gevraagde machtiging te ondertekenen, wat de medisch adviseur van Treve Advies heeft belemmerd om aanvullende informatie te verkrijgen. De Raad concludeert dat er geen reden is om te twijfelen aan de juistheid van het medisch advies en dat de afwijzing van de aanvraag op goede gronden is gedaan.

De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het verzoek om schadevergoeding af. Er zijn geen gronden voor een veroordeling in de proceskosten, aangezien de Raad geen aanleiding ziet om af te wijken van de gebruikelijke proceskostenveroordeling.

Uitspraak

20/374 WMO15
Datum uitspraak: 13 april 2022
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 12 december 2019, 19/1018 (aangevallen uitspraak) en uitspraak op het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Venlo (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. R.A.N.H. Theeuwen-Verkoeijen, advocaat, hoger beroep ingesteld en verzocht het college te veroordelen tot vergoeding van schade.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Appellant heeft nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 maart 2022. Namens appellant is mr. Theeuwen-Verkoeijen verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. C.H.J.M. Michels.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellant, geboren in 1966, is bekend met een neurologische aandoening en ondervindt psychische klachten.
1.2.
Het college heeft bij besluit van 1 november 2016, gehandhaafd bij besluit van 22 februari 2019 (bestreden besluit) geweigerd aan appellant op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) een maatwerkvoorziening individuele begeleiding bij dagbesteding te verstrekken. Het college heeft hieraan het advies van Treve Advies van 3 februari 2019 ten grondslag gelegd. De medisch adviseur heeft hierin vermeld dat er discrepanties zijn tussen zijn onderzoeksbevindingen en wat appellant zegt te willen. Daarom heeft hij besloten informatie bij de behandelaar van appellant op te vragen. Appellant is meermaals verzocht een daartoe strekkende machtiging te ondertekenen, maar heeft hieraan geen gehoor gegeven. De medisch adviseur heeft vervolgens zonder het opvragen van informatie het medisch advies opgesteld, omdat dit volgens hem goed mogelijk is nu de onderzoeksgegevens in combinatie met medische en andere gegevens uit het dossier voldoende duidelijk zijn voor een gefundeerd oordeel. De medisch adviseur heeft geconcludeerd dat appellant lichamelijk in zekere mate beperkt is in de fijne motoriek en krachtuitoefening van handen en benen/voeten. Appellant is – ongeacht of de beperkingen voortkomen uit een aandoening uit het autistisch spectrum of een andere mentale aandoening – ook in zekere mate beperkt in structuur en initiatief. Deze beperkingen zijn relatief mild van ernst. De begeleider moet hem aansturen en aangeven welke werkzaamheden op welk tijdstip moeten gebeuren. Het gaat hier om “begeleiding” die bij alle soorten werkzaamheden en activiteiten door leidinggevenden of andere aanwezige personen kan worden gegeven en dit is niet afwijkend van iemand zonder stoornis die ergens (vrijwilligers)werk doet.
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft daartoe, voor zover van belang, overwogen dat appellant niet wordt gevolgd in zijn stelling dat het onderzoek door de medisch adviseur van Treve Advies onzorgvuldig is geweest. Dat de medisch adviseur geen informatie heeft kunnen inwinnen bij de behandelend sector komt doordat appellant, hoewel daartoe verplicht, niet de benodigde medewerking aan het onderzoek heeft verleend. Uit de stukken blijkt dat appellant meermaals en op verschillende wijzen is verzocht een machtiging in te vullen en te retourneren en dat de door hem genoemde huisuitzetting pas daarna heeft plaatsgevonden. Ook heeft de gemachtigde van appellant geen gebruik gemaakt van de geboden gelegenheid om op het medisch advies, met daarin de vermelding dat geen machtiging voor het opvragen van informatie is verkregen, te reageren. De medisch adviseur heeft tijdens een spreekuur lichamelijk en psychisch onderzoek verricht en heeft de klachten en beperkingen omschreven. Niet is gebleken dat dit geen juiste weergave is. Het advies is inzichtelijk en concludent. De rechtbank is van oordeel dat het college zich mocht baseren op dit medisch advies. De in beroep overgelegde stukken bevatten volgens de rechtbank geen medische informatie die aanleiding zouden kunnen geven te twijfelen aan de bevindingen van de medisch adviseur van Treve Advies. Het college heeft daarom op goede gronden de aanvraag afgewezen.
3. Appellant heeft tegen de aangevallen uitspraak hoger beroep ingesteld. Appellant heeft betoogd dat het onderzoek onzorgvuldig is geweest nu geen informatie bij de behandelend sector is ingewonnen. De rechtbank heeft het niet kunnen inwinnen van deze informatie ten onrechte voor rekening van appellant laten komen. Hij verkeerde destijds in een noodsituatie en heeft in (hoger) beroep laten weten alsnog een machtiging te willen ondertekenen. Appellant handhaaft het standpunt dat hij een grote noodzaak tot structuur en regelmaat heeft als gevolg van zijn lichamelijke en psychische beperkingen. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft appellant een brief van PsyQ van 14 november 2017 en van zijn psycholoog van 19 januari 2022 overgelegd. Appellant verzoekt de Raad een onafhankelijke deskundige te benoemen.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
De Raad verenigt zich met het oordeel van de rechtbank en onderschrijft de overwegingen waarop dat oordeel berust. De Raad voegt hier het volgende aan toe.
4.2.
Appellant heeft in hoger beroep herhaald wat hij bij de rechtbank heeft aangevoerd. Daaraan heeft hij de onder 3 vermelde medische informatie toegevoegd. In deze informatie heeft de Raad geen steun gevonden om tot een ander oordeel te komen dan waartoe de rechtbank is gekomen. Uit deze informatie volgt niet dat appellant destijds niet in staat was op de door Treve Advies gevraagde machtiging te reageren. Ook leidt deze informatie niet tot twijfel aan de juistheid van het medisch advies van Treve Advies. Uit deze informatie blijkt namelijk niet dat appellant in de periode hier van belang meer beperkingen in zijn zelfredzaamheid en participatie had dan de medisch adviseur van Treve Advies heeft aangenomen.
4.3.
Nu, gezien het voorgaande, geen aanknopingspunten bestaan om te twijfelen aan de juistheid van de medische beoordeling door Treve Advies bestaat er geen aanleiding om een deskundige te benoemen.
4.4.
Uit 4.1 tot en met 4.3 volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd. Er bestaat geen grond voor toewijzing van het verzoek om schadevergoeding.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade af.
Deze uitspraak is gedaan door L.M. Tobé, in tegenwoordigheid van L.C. van Bentum als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 13 april 2022.
(getekend) L.M. Tobé
(getekend) L.C. van Bentum