ECLI:NL:CRVB:2021:97
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering na medische beoordeling en geschiktheid voor arbeid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 januari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Noord-Nederland. Appellant, die zich op 20 oktober 2016 ziek meldde met knieklachten, ontving aanvankelijk een uitkering op grond van de Werkloosheidswet, maar werd later in aanmerking gebracht voor ziekengeld op basis van de Ziektewet (ZW). Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) beëindigde de ZW-uitkering per 20 november 2017, omdat appellant meer dan 65% van zijn maatmaninkomen zou kunnen verdienen. Dit besluit was gebaseerd op een medisch onderzoek door verzekeringsartsen en een arbeidsdeskundige, die concludeerden dat appellant in staat was om bepaalde functies te vervullen.
Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat hij niet in staat is om de geselecteerde functies te verrichten vanwege zijn medische klachten, waaronder suikerziekte en knieklachten. Hij betwistte de geschiktheid van de functies en vroeg om een medisch deskundige te benoemen. De Raad heeft echter geoordeeld dat de rechtbank terecht het beroep van appellant ongegrond heeft verklaard. De rapporten van de verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen zijn voldoende gemotiveerd en inzichtelijk, en er zijn geen nieuwe feiten of omstandigheden die aanleiding geven om aan de conclusies te twijfelen.
De Raad bevestigde dat het Uwv op zorgvuldige wijze heeft vastgesteld dat appellant, ondanks zijn beperkingen, in staat is om meer dan 65% van zijn maatmaninkomen te verdienen. De overwegingen van de rechtbank zijn onderschreven, en het hoger beroep van appellant is afgewezen. De uitspraak van de rechtbank blijft daarmee in stand, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.