ECLI:NL:CRVB:2021:920

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
23 april 2021
Publicatiedatum
23 april 2021
Zaaknummer
19/2477 AKW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling in hoger beroep tegen de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 april 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank. Het hoger beroep was ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 29 mei 2019. De appellant, de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank, heeft op 8 december 2020 het hoger beroep ingetrokken. Namens de betrokkene, die in deze zaak niet bij naam is genoemd maar wel te [woonplaats] woont, heeft mr. H.J.G. Heijen verzocht om de appellant te veroordelen in de proceskosten die de betrokkene heeft moeten maken in verband met de behandeling van het hoger beroep. De Centrale Raad van Beroep heeft, onder toepassing van artikel 8:118 van de Algemene wet bestuursrecht, geoordeeld dat de appellant veroordeeld kan worden in de proceskosten. De kosten zijn begroot op € 534,- voor verleende rechtsbijstand, conform het Besluit proceskosten bestuursrecht. De uitspraak is gedaan door H. Benek, in tegenwoordigheid van K.R. van Renswoude als griffier, en is openbaar uitgesproken op de datum van de uitspraak.

Uitspraak

Datum uitspraak: 23 april 2021
19/2477 AKW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:118 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 29 mei 2019, 18/7634
Partijen:
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (appellant)
[betrokkene] te [woonplaats] (betrokkene)

PROCESVERLOOP

Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Bij brief van 19 augustus 2019 heeft mr. H.J.G. Heijen, advocaat, namens betrokkene een verweerschrift ingediend.
Bij brief van 8 december 2020 heeft appellant het hoger beroep ingetrokken.
Namens betrokkene heeft mr. Heijen verzocht appellant te veroordelen in de proceskosten.
Appellant heeft een verweerschrift ingediend.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:118, eerste lid, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het hoger beroep door het bestuursorgaan, het bestuursorgaan op verzoek van een partij bij afzonderlijke uitspraak met overeenkomstige toepassing van artikel 8:75 van de Awb kan worden veroordeeld in de proceskosten.
Gelet hierop wordt appellant veroordeeld in de kosten die betrokkene in verband met de behandeling van het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De kosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 534,- in hoger beroep voor verleende rechtsbijstand.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep veroordeelt appellant in de kosten van betrokkene tot een bedrag van € 534,-.
Deze uitspraak is gedaan door H. Benek, in tegenwoordigheid van K.R. van Renswoude als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 23 april 2021.
(getekend) H. Benek
(getekend) K.R. van Renswoude

RB