ECLI:NL:CRVB:2021:908

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
22 april 2021
Publicatiedatum
22 april 2021
Zaaknummer
20/3997 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep wegens termijnoverschrijding in bestuursrechtelijke zaak

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 april 2021 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een hoger beroep dat door appellant was ingesteld. Het beroepschrift was op 24 november 2020 ontvangen, maar was op 22 november 2020 ter post bezorgd, wat betekent dat het buiten de wettelijke termijn was ingediend. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken, en deze termijn begint te lopen vanaf de dag na de bekendmaking van de uitspraak waartegen beroep wordt ingesteld. In dit geval was de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland op 9 oktober 2020 aan partijen bekendgemaakt.

Appellant heeft in zijn verweer aangegeven dat hij te laat was met het indienen van het beroepschrift omdat hij onder behandeling was in verband met zijn ziekte. De Raad heeft echter geoordeeld dat de aangevoerde redenen geen grond bieden om te concluderen dat appellant niet in verzuim is geweest. De Raad benadrukt dat het risico van een te late indiening volledig voor rekening van de appellant komt. Appellant had de mogelijkheid om tijdig een derde in te schakelen om het beroepschrift in te dienen, en er was geen bewijs dat hij gedurende de gehele termijn niet in staat was om het beroep in te dienen.

Uiteindelijk heeft de Centrale Raad van Beroep het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, zonder verder onderzoek te doen. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en kan door belanghebbenden en het bestuursorgaan worden aangevochten binnen zes weken na verzending van het afschrift van de uitspraak.

Uitspraak

Datum uitspraak: 22 april 2021
20/3997 AW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van
9 oktober 2020, 19/858
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Groningen

PROCESVERLOOP

Appellant heeft hoger beroep ingesteld.

OVERWEGINGEN

Ingevolge artikel 6:24 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in samenhang met de artikelen 6:7, 6:8, 6:9 en 6:11 van die wet geldt het volgende.
De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken. Deze termijn gaat in met ingang van de dag na die waarop de aangevallen uitspraak door middel van de toezending van een afschrift aan partijen is bekendgemaakt.
Een beroepschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Bij verzending per post is een beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
De uitspraak waartegen hoger beroep is ingesteld is op 9 oktober 2020 in afschrift aan partijen toegezonden.
Het beroepschrift is op 24 november 2020 ontvangen. Het is, gezien de poststempel op de enveloppe, op 22 november 2020 – en daarmee buiten de termijn – ter post bezorgd.
Op grond hiervan moet worden geoordeeld dat het beroepschrift niet tijdig is ingediend.
Ten aanzien van een na afloop van de beroepstermijn ingediend beroepschrift blijft nietontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
Bij brief van 16 december 2020 is aan appellant gevraagd naar de reden van de termijnoverschrijding.
Appellant heeft daarop bij brief van 3 januari 2021 geantwoord dat hij te laat is met het verzenden van het beroepschrift. Als reden geeft appellant aan dat hij onder behandeling was in verband met zijn ziekte.
Wat appellant heeft aangevoerd, bevat geen grond waarop redelijkerwijs kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest.
De Raad overweegt daartoe dat appellant door de rechtbank is gewezen op de beroepstermijn van zes weken. In situaties als de onderhavige geldt het uitgangspunt dat het risico dat het hoger beroep niet tijdig is ingediend, volledig voor rekening komt van de partij die het hoger beroep instelt. Appellant had tenslotte tijdig een derde kunnen inschakelen om tijdig een (voorlopig) beroepschrift in te dienen. Ook blijkt uit de stukken niet dat appellant voor de totale duur van zes weken geen mogelijkheid had het hoger beroep in te dienen.
Het hoger beroep is kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door C.H. Bangma, in tegenwoordigheid van K.R. van Renswoude als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 22 april 2021.
(getekend) C.H. Bangma
(getekend) K.R. van Renswoude
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.