ECLI:NL:CRVB:2021:90
Centrale Raad van Beroep
- Eerste en enige aanleg
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens termijnoverschrijding in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft appellante beroep ingesteld tegen een besluit van de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank, gedateerd 25 november 2019. Het beroep is ingediend op 4 maart 2020, terwijl de termijn voor het indienen van het beroepschrift op 24 februari 2020 afliep. De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat het griffierecht niet tijdig was betaald, wat een voorwaarde is voor de ontvankelijkheid van het beroep. Appellante heeft aangevoerd dat het beroepschrift op 28 januari 2020 is verzonden, maar dat het door de Israëlische posterijen te laat bij de Raad is aangekomen. De Raad oordeelt echter dat het risico van een tijdige indiening volledig voor rekening van appellante komt. De Raad heeft geen redenen gevonden om aan te nemen dat appellante niet in verzuim is geweest. Gezien de termijnoverschrijding heeft de Centrale Raad van Beroep het beroep niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak is gedaan door C.H. Bangma, met K.R. van Renswoude als griffier, en is openbaar uitgesproken op 14 januari 2021.