ECLI:NL:CRVB:2021:757
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toekenning ouderdomspensioen AOW en duurzaam gescheiden leven
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 7 april 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de toekenning van een ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) aan appellant, die sinds 11 november 2011 gehuwd is. De echtgenote van appellant is eind 2015 verhuisd naar Polen en woont sinds mei 2020 bij haar ouders op de Filipijnen, terwijl appellant in Duitsland woont. Appellant heeft in mei 2018 een aanvraag ingediend voor AOW, waarop de Sociale verzekeringsbank (Svb) een onderzoek heeft ingesteld naar zijn woon- en leefsituatie. De Svb heeft op basis van dit onderzoek besloten om appellant per 26 september 2018 een ouderdomspensioen toe te kennen naar de norm voor een gehuwde pensioengerechtigde, omdat er geen sprake zou zijn van duurzaam gescheiden leven.
De rechtbank Amsterdam heeft het beroep van appellant ongegrond verklaard, wat appellant niet kon accepteren. Hij stelde dat er wel degelijk sprake was van duurzaam gescheiden leven, onder andere omdat hij sinds maart 2018 niet meer op de Filipijnen is geweest en de gezamenlijke bankrekening in Nederland is opgeheven. De Raad heeft echter geoordeeld dat er op basis van de feiten en omstandigheden, zoals die naar voren zijn gekomen uit het onderzoek van de Svb, geen bewijs is dat appellant en zijn echtgenote duurzaam gescheiden leven. De Raad benadrukt dat voor de beoordeling van duurzaam gescheiden leven niet doorslaggevend is of de echtgenoten samenwonen, maar of de echtelijke samenleving verbroken is.
De Raad concludeert dat appellant en zijn echtgenote eind september 2018 nog steeds een zekere mate van onderling contact en financiële betrokkenheid hadden, wat erop wijst dat er geen sprake was van duurzaam gescheiden leven. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het hoger beroep van appellant af. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.