ECLI:NL:CRVB:2021:647
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging WIA-uitkering en geschiktheid van geselecteerde functies voor appellante
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 maart 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de beëindiging van haar WIA-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellante, die sinds 2004 ziek is door psychische klachten, had een loongerelateerde WGA-uitkering ontvangen. Na een herbeoordeling in 2018 concludeerde het Uwv dat appellante minder dan 35% arbeidsongeschikt was, wat leidde tot de beëindiging van haar uitkering per 7 juni 2019. De rechtbank Amsterdam had het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond verklaard.
In hoger beroep voerde appellante aan dat zij niet serieus was genomen en dat de expertise van psychiater D. Lam onjuist was. De Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het medisch onderzoek zorgvuldig was en dat er geen aanleiding was voor meer beperkingen. De Raad bevestigde dat de geselecteerde functies medisch geschikt waren voor appellante, ondanks haar klachten. De Raad oordeelde dat appellante geen nieuwe medische gegevens had overgelegd die de eerdere conclusies van het Uwv konden weerleggen. De kritiek op het rapport van Lam werd niet gevolgd, aangezien zijn conclusies goed onderbouwd waren.
De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.