ECLI:NL:CRVB:2021:520
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- E.C.R. Schut
- K.R. van Renswoude
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening in hoger beroep inzake betalingsonmacht
In deze zaak heeft verzoekster hoger beroep ingesteld tegen de afwijzing van haar beroep op betalingsonmacht. De Centrale Raad van Beroep heeft op 9 maart 2021 uitspraak gedaan. Verzoekster had verzocht om een voorlopige voorziening op basis van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Raad heeft vastgesteld dat verzoekster het verschuldigde griffierecht van € 131,- niet binnen de gestelde termijn heeft voldaan. Ondanks herhaalde waarschuwingen en verzoeken om informatie over haar financiële situatie, heeft verzoekster niet tijdig gereageerd. De Raad heeft de criteria voor betalingsonmacht beoordeeld, maar kwam tot de conclusie dat verzoekster niet aan deze criteria voldeed. Hierdoor werd het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk verklaard, conform artikel 8:83, derde lid, van de Awb. De voorzieningenrechter heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.