ECLI:NL:CRVB:2021:518
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening in het kader van betalingsonmacht afgewezen
In deze zaak heeft verzoekster hoger beroep ingesteld tegen de afwijzing van haar verzoek om een voorlopige voorziening, nadat haar beroep op betalingsonmacht was afgewezen. De Centrale Raad van Beroep heeft op 9 maart 2021 uitspraak gedaan. Verzoekster had het griffierecht niet binnen de gestelde termijn voldaan, wat leidde tot de niet-ontvankelijkheid van haar verzoek. De Raad heeft verzoekster herhaaldelijk gewezen op de verplichting om het griffierecht te betalen en de gevolgen van het niet tijdig voldoen aan deze verplichting. Ondanks meerdere herinneringen en verzoeken om aanvullende informatie, heeft verzoekster niet voldaan aan de eisen die gesteld werden voor het indienen van haar verzoek om voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat het verzoek om een voorlopige voorziening kennelijk niet-ontvankelijk is, met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzieningenrechter en de griffier.