ECLI:NL:CRVB:2021:42

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
5 januari 2021
Publicatiedatum
11 januari 2021
Zaaknummer
20/1744 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor schoolboeken en materiaal op grond van de Participatiewet

Op 5 januari 2021 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen de afwijzing van een aanvraag voor bijzondere bijstand voor schoolboeken en -materiaal voor de minderjarige dochter van appellante. De aanvraag, ingediend op 2 september 2019, werd afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam, omdat de kosten als incidenteel voorkomende algemene noodzakelijke kosten werden beschouwd die appellante zelf diende te voldoen uit haar inkomen. De rechtbank Rotterdam had eerder de afwijzing van de aanvraag bevestigd, waarbij werd gesteld dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een uitzondering op deze regel rechtvaardigden.

In hoger beroep herhaalde appellante haar argumenten, maar de Raad oordeelde dat de rechtbank de gronden van appellante adequaat had behandeld. De Raad concludeerde dat appellante niet had aangetoond dat er bijzondere omstandigheden waren die de afwijzing van de aanvraag onterecht maakten. De kosten voor schoolboeken en -materiaal moesten in beginsel uit het inkomen worden voldaan, en de door appellante aangevoerde persoonlijke omstandigheden waren niet voldoende om bijzondere bijstand te rechtvaardigen. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en wees het hoger beroep af.

De uitspraak benadrukt het belang van het voldoen aan de eigen financiële verplichtingen en de noodzaak van bijzondere omstandigheden voor het verkrijgen van bijzondere bijstand. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten, en bevestigde de beslissing van de rechtbank.

Uitspraak

20.1744 PW

Datum uitspraak: 5 januari 2021
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 29 april 2020, 19/6142 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. I. van Baaren, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Onder toepassing van artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is een onderzoek ter zitting achterwege gebleven, waarna de Raad het onderzoek met toepassing van artikel 8:57, derde lid, van de Awb heeft gesloten.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Op 2 september 2019 heeft appellante een aanvraag ingediend om bijzondere bijstand op grond van de Participatiewet voor de kosten van schoolboeken en -materiaal voor haar minderjarige dochter tot een bedrag van € 616,90.
1.2.
Bij besluit van 16 september 2019, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 30 oktober 2019 (bestreden besluit), heeft het college de aanvraag afgewezen. Hieraan heeft het college ten grondslag gelegd dat de kosten worden gerekend tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan die in beginsel uit het inkomen moeten worden bestreden. Er is niet gebleken van bijzondere omstandigheden om de kosten te voldoen. Appellante beschikt over een inkomen waaruit zij de kosten dient te voldoen. Bovendien is bij besluit van 1 maart 2019 een Jeugdtegoed toegekend voor een bedrag van
€ 400,- waarmee onder andere schoolbenodigdheden kunnen worden betaald.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Daartoe heeft de rechtbank geoordeeld dat de kosten van schoolboeken en -materiaal behoren tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Deze kosten dienen in beginsel te worden voldaan uit een inkomen op bijstandsniveau, hetzij door reservering, hetzij door gespreide betaling achteraf. Voor deze kosten kan bij een objectieve noodzaak alleen bijzondere bijstand worden verleend als sprake is van bijzondere omstandigheden en de kosten niet uit het inkomen en de aanwezige draagkracht kunnen worden voldaan. De door appellante aangevoerde persoonlijke omstandigheden zijn geen bijzondere omstandigheden die zouden moeten leiden tot de verlening van bijzondere bijstand. Niet gebleken is dat appellante de kosten van schoolboeken en -materiaal niet uit de haar ter beschikking staande middelen, waaronder het Jeugdtegoed, kon voldoen. De enkele, niet onderbouwde, stelling van appellante dat zij als gevolg van haar beperkingen extra kosten maakt, is hiervoor onvoldoende. De omstandigheid dat de dochter van appellante, naar zeggen van appellante, de dupe is van de weigering om bijzondere bijstand te verlenen voor de aanschaf van schoolboeken en -materiaal, kan niet leiden tot een andere beoordeling over de aanwezigheid van bijzondere omstandigheden. Deze omstandigheid is immers het gevolg van keuzes die appellante zelf maakt bij de besteding van de haar ter beschikking staande financiële middelen.
3. In hoger beroep heeft appellante zich tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Daarbij heeft appellante, evenals in bezwaar en beroep, aangevoerd dat het college de aanvraag om bijzondere bijstand ten onrechte heeft afgewezen. Het college heeft niet onderzocht of sprake is van bijzondere omstandigheden die ertoe moeten leiden dat de aanvraag moet worden toegekend.
4.1.
De Raad komt tot de volgende beoordeling. De gronden die appellante in hoger beroep heeft aangevoerd zijn grotendeels een herhaling van wat zij in beroep heeft aangevoerd. De rechtbank is gemotiveerd op die gronden ingegaan. Appellante heeft geen redenen aangevoerd waarom de gemotiveerde weerlegging van de betrokken gronden in de aangevallen uitspraak onjuist dan wel onvolledig is. De Raad kan zich geheel vinden in het oordeel van de rechtbank en in de overwegingen, zoals onder 2 weergegeven, waarop dat oordeel rust en voegt daaraan toe dat de door appellante aangevoerde omstandigheden zijn beoordeeld en dat niet is gebleken van redenen voor nader onderzoek door het college.
4.2.
Uit 4.1 volgt dat het hoger beroep niet slaagt.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M. van Paridon, in tegenwoordigheid van D. Bakker als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 5 januari 2021.
(getekend) M. van Paridon
(getekend) D. Bakker