ECLI:NL:CRVB:2021:406
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens niet tijdig betalen griffierecht
Op 24 februari 2021 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 20/2396 WLZ. Het hoger beroep is niet-ontvankelijk verklaard omdat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn is betaald. De appellant, vertegenwoordigd door de erven [betrokkene] te [woonplaats], had hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 22 mei 2020, maar heeft verzuimd het verschuldigde griffierecht van € 131,- tijdig te voldoen.
De Raad heeft in zijn overwegingen aangegeven dat volgens artikel 8:41 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een griffierecht wordt geheven van de indiener van het beroepschrift. Appellant is herhaaldelijk gewezen op de verplichting om het griffierecht te betalen, zowel in een brief van 15 augustus 2020 als in een aangetekende brief van 17 september 2020. Ondanks deze waarschuwingen is het griffierecht niet binnen de gestelde termijn bijgeschreven op de aangegeven bankrekening.
De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat er geen reden is om aan te nemen dat appellant niet in verzuim is geweest. Gezien de omstandigheden heeft de Raad besloten het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk te verklaren zonder verder onderzoek. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door H. Benek, in tegenwoordigheid van T. Hemelrijk-van den Oudenalder als griffier, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.