ECLI:NL:CRVB:2021:387
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging ziekengeld en weigering WIA-uitkering na niet voltooide wachttijd
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 februari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Overijssel. De appellant, die als onderwijsassistent werkte, meldde zich op 22 januari 2014 ziek met vermoeidheids- en gewrichtsklachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft hem ziekengeld verstrekt, maar beëindigde dit per 4 januari 2016, omdat de appellant weer geschikt werd geacht voor zijn werk. Tevens weigerde het Uwv een WIA-uitkering, omdat de appellant de vereiste wachttijd van 104 weken niet had volbracht. De rechtbank verklaarde het beroep van de appellant ongegrond, wat leidde tot het hoger beroep.
De Raad heeft de zaak beoordeeld aan de hand van een deskundigenrapport van internist prof. dr. J.B.L. Hoekstra, die de appellant op 8 september 2020 onderzocht. De deskundige concludeerde dat er geen medische afwijkingen waren die de geschiktheid voor de functie van onderwijsassistent in de weg stonden. De Raad oordeelde dat het Uwv terecht het ziekengeld had beëindigd en de WIA-uitkering had geweigerd, omdat de appellant niet voldeed aan de wachttijd. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde.
De uitspraak benadrukt het belang van deskundigenrapporten in bestuursrechtelijke procedures en bevestigt dat de bestuursrechter het oordeel van een onafhankelijke deskundige kan volgen, mits de motivering overtuigend is. De Raad concludeerde dat de deskundige zijn bevindingen goed had onderbouwd en dat er geen aanleiding was om aan de juistheid van de medische beoordelingen te twijfelen.