ECLI:NL:CRVB:2021:348
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WIA-uitkering en arbeidsongeschiktheidsevaluatie
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 februari 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de beslissing van het Uwv om hem geen WIA-uitkering toe te kennen. Appellant, die zich op 21 augustus 2015 ziek meldde met psychische klachten, betoogde dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep onvoldoende rekening had gehouden met zijn beperkingen. De rechtbank had eerder de gronden van appellant ongegrond verklaard, en de Centrale Raad volgde deze conclusie. De verzekeringsarts had in eerdere rapporten, waaronder een van 12 augustus 2019, aangegeven dat de nieuw ingebrachte informatie geen aanleiding gaf voor het aannemen van meer beperkingen. De Raad oordeelde dat het Uwv op inzichtelijke wijze had aangetoond dat de medische situatie van appellant op de datum in geding, 22 augustus 2017, correct was beoordeeld. De rechtbank had ook voldoende gemotiveerd dat de functies die aan de berekening van het arbeidsongeschiktheidspercentage ten grondslag lagen, medisch geschikt waren voor appellant. Het hoger beroep van appellant werd dan ook afgewezen en de aangevallen uitspraak werd bevestigd.